V. breeder o f fmaller: het Zaadhuisje is ronde?
A fdeel. en k]einer zo wei a]s *t Zaad, dan in de ge-
Hoofd* woone of groote Iris*
•TUE.
B. Ongebaarde , dat is, de neergeboogene.
Bloemblaadjes zonder ruigte,
x. (io) Iris inet ongebaarde Bloemen» de binnenjrisPfeud
fa blaadjes kleiner dan de Stempels j de
Acorus* — ■;
Geel Lifcli. Bladen Degenvormig,,
Men noemt deeze, waar van de Wortel difc.
w ils, door onkunde, voor den eebten gebruikt
is , Valfche, Kalmus , in *t Hoogduitfch Was-
ferfchwertel of Water - Leliën, ’t welk de Groeiplaats
aanduidt. Door geheel Europa, naame*
lyk ,v an de Zuidelykfte tot de Noordelykedee-
Jen, groeit dit Gewas aan de kanten van aller-
ley loopende en ftaande Wateren , in Meiren
en Moerasfen. In Rusland is het zo wel t’huis
als in Switzerland; in Sweeden zo wel als in
LaDguedok en Provence {*)* By ons komt
hec
f io ) Iris Cot. imberbibus; Petalis interiotibas Stigante
minoribus , Fol. Enfiformibus, H. Clijf. 19- Gort. Belg, n .
B,. Lugdb. 18. N. 7. Oed. Dan. 49+. Fl. Suee. 3 5 , 37»
COUAN Mmsp. 26. GEB. Prov. I4j . iris paluftris lutea. f.
Acotus adulterinus. C. B. Pin. 34 Pbeatr. &34. Acorun»
falfum. Cam, Epit. 6. Ffeudo- Iris. Dqd. Pempt. 248. Lob.
Je. 58. Knorr. Thes. I. Tab. L 8.
( * , In Paludibus 8c Stagnis ubique.GoRT. Ingr. 6. In om-
nibus Fosfis aquofis Helvetiac. HALL. Helv. incboat. t l. 129*
Jiabitat in udis, fluvits , paliidolis pasfita. Fl, Sues, 37»
Mom»
■ ■
t e op Klcijige. Zaodige.hooge en lageGron-
den, aan de kanten van alleriey Wateren, dik-A lL
wils by en onder den echten Kalmus voor. hoofde
Men noemt het in Nederland Geel Lisch ensTus-
ook wel Pinkflerbloemen, wier gemeenheid en
gebruik tot opfiering, onder ’ t Landvolk, mis-
fchien aanleiding gegeven heeft tot die benaa-
ming. Het heeft de Bladen langer en fmaller,
ook geeler groen dan die der Irisfen, iets hoo-
ger dan de Steng, die Bladerig is , opfchie-
tende tot drie Voeten hoogte. Aan ’c end komen
weinige Bloemen , met haar tweeën vervat in
een driebladige Scheede. Zy zyn fraay g e e l,
met zwartachtïge ftreepen in de omgeboogen
Blaadjes, die voor ’t overige met hunne randen
de Meeldraadjes omvatten. De opflaande Bloemblaadjes
zyn zeer klein en ovaal; de Stempel-
blaadjes in drieën gefpleeten. De Vrugt is lang
Eyrond, met drie bulten uitpuilende.
De Wortel van dit Gewas maakt een ronden
, langen , Rolronden Knobbel, van onderen
Vezelig , van binnen rood. Deeze worde
onder de Winkelmiddelen geteld, doch is fa-
mentrekkende en fcherp, zodanig, dat men
met het Sap daar van de Kiespyn heeft doen be-
daaren. Hy komt , onder den naam van A cotus
(Si
MonspeUi ubique in Aquis. Gouan z5. Provenit in Fosfis
Paludibus, Stagnis. GeR. Prov. 145. Habitat in Fosfas circa-
Labaciutn et alibi, non rata, SGCP. Carn. p. 131«
ft. DEEL. XII. STUK.
marnag»