ï6o D e L o t g e v a l l e n
Imlei
DING.
oEefeernftien gb.ealgemeen
toe ftrekten , maar ook de Ge-
neezende kragt , welke men ’er in waarnam,
en in ’t byzonder de Vergiftige hoedanigheid
van fomrttige Gewasfen , maakte het voor ’t
Menfchelyk Geflagt teil uiterlte noodzaakelyk,
dezelven te kunnen onderfcheiden. E n , zoude
men , in dit opzigt, onvernuftiger zyn dan
het Redenlooze V e e , ’ t welk doorgaans deeze
Kennis als van natuure hee ft; de Vogelen, die
de Vrugten, welke hun nadeelig zyn , niet aan-
raaken, en in onbekende Landen hier door, zo
men verhaalt, de Leermeefters , als ’t ware ,
van de Menfchen zyn; eensdeels, om hun voor
’t fterven te behoeden ; andersdeels om de Geneesmiddelen
voor hun op te ipeuren.
Maar, boven dit alles is van ouds de Kruidkunde
eene Oefening geworden van den Geest.
Koning S a l o m o n hadt gefproken Van alle de
Plantgewasfen , van den Cederboom a f , die
op den Berg Libanon groeide , tot het Kruid
o f Mos toe , dat aan de Muuren uitwast.
Waarfchynlyk was deeze zyne Wysheid, gelyk
die van M o s e s , van de Egyptenaaren ontleend.
De. Werken van T h e o p r a s t u s ,
D i o s c o r i d e s , P l i n i u s en G a l e n
o s , toonen ons genoegzaam , dat de Ouden
flegts eene Oppervlakkige en niet zeer uitge-
ftrekte Kennisfe van de Planten hadden. D i o s c
o r i d e s , die ’er zig het byzonderfte op
toegeleid h e e ft , maakt maar van omtrent zeshonderd
Planten g ew a g , en befchryft dezelven
7.0
20 fober, dat het dikwils zeer moeielyk ja fom- Inlei-
tyds onmooglyk i s , dezelven uit die befchry-DINC* ■
vingen te kennen en te onderfcheiden. De volgende
Eeuwen verrykten de Kruidkunde ter
wereld niet. Z y onderging het lot van alle Wee-
tenfchappen , die na de Zesde Eeuw, toen de
ZuideJyke deelen van Europa door woefte Volkeren
uit het Noorden overftroomd waren, geheel
verdweenen , en niet dan eenigermaate
herfteld werden door de Arabieren, van welken
de Geneeskunde , van de Negende tot de Dertiende
Eeuw, in Afia, Afrika en Spanje, meer
volgens de Redeneerkunde, dan volgens de Natuurkunde,
geoefend werdt,
De Kruidkunde , naamelyk , is , verfcheide Verval*
Eeuwen lang , het Voorwerp der Geneeskundigen
alleen geweest. In de Vyftiende Eeuw ,
toen de Wéetenfchappen in Europa tot eenigc
herftelling kwamen, zogt men de Planten flegts
in de Boeken der oude Griekfche Autheuren
o p , en M a t t h i o l u s , die vermaarde Over-
zetter van D io s c o r id e s , ging dezelven
niet met de Natuurlyken vergelyken, maar
maakte z ig , uit de befchryvingen van zyn Au-
theur, denkbeelden van Gewasfen, hoedanigen
de Natuur nooit hadt voortgebragt. Anderen
Raagden niet veel beter, met het verraaien der
Werken van Aristoteles en T heophras-
tus. Niettemin werdt dus allengs de kennisfe
der Griekfche Taal , de beoefening der Na- L 5 W '