I n l e i - de meefte Bloemen maar enkeld i s , eerst in
d in g . byzonderé aanmerking genomen , en N e fta r ium
geheten , om dat in ’t zelve een zoet Sap, als
Honig, wordt afgefcheiden en vergaard. P o N-
t e n.E r a ftelde , dat dit Vogt ftrekken kon
. om de bevrugte Zaaden te voeden , doch waar
toe dan de Honig, welke men in de Mannetjes
Bloemen, gelyk die der Wilgeboomen, vindt ?
V a i l l a n t telt het mede ónder de Bloemblaadjes
, waar van het in veele Bloemen, echter
, duidelyk onderfcheiden is,. Men vindt het,
in figuur en plaatzing, ongemeen verfchillende.
Somtyds heeft het eene Kelkswyze gedaante ,
daar de Bloem - bladen als aan gelymd z y n ; gelyk
in de Narcisfen , Lychnisfen , Oleander, _
enz. Somtyds zit het onder de Bloem en heeft
eene Klootswyze geftalte ; gelyk in de Jalappe
en anderen. Het formeert in de Pasfiebloe-
men de Kroon, die het Vrugtbeginzel omringt.
D e holligkeid van de Kelk maakt-in de Braam-
boozen, Aardbeziën, Aalbesfen, Pruim en Pee-
reboomen, het Honigbakje uit. De meefte Een-
bladige Lipswyze Bloemen, en veele anderen,
hebben een Pypagtig end , dat voor N e f ta -
r ium verftrekt. Dus zuigt men, de Bloem afplukkende,
met gemak daar de Honig uit. In
de Laurier en verfcheide anderen zyn het Klieren
, die het Vrugtbeginzel omringen. De Ka-
pelagtige Bloemen, gelyk die der Erwten, Boo-
nen , enz. hebben aan de bovenzyde van ’t
Grondftuk des Vrugtbeginzels een HonigkM.
Som-*
Somtyds maakt'het nis een Staartje o f byhang- I n l e i -
zel aan de Bloem, naar een Spoor gelykende, DING»
liet welk dan o f éénbladerig is , gelyk in ’t
Vlaskruid, o f veelbladerig , gelyk in het Stam
delkruid, de Violen, Ridderfpooren, enz, Somtyds
zitten de Honigbakjes aan o f op de toppen
van de Meeldraadjes, waar van zy de Helmpjes
zyn in de-Oostindifche Koraalboom, o f op
den Styl van ’t Vrugtbeginzel, gelyk in de
Hyacinthen, Violetten en Muurbloemen, enz, «
o f aan ’t Kasje van de Bloem, gelyk in de Huis-
look, enz. Veeltyds dienen de fcheppende onder
enden o f Nagels der Bloemblaadjes voor
Honigbakjes: fomtydszyn het Schubbetjes, die
het Vrugtbeginzel o f den-Styl omringen. Men
vindt het in fommigen , gelyk in de Wilgen ,
Brandenetelen en anderen, van eene geheel by-
, zondere Geftalte (* ) f
Een ongemeene byzonderheid heeft, «ten dee-
zen opzigte, plaats in de P elorig,, een Plant, in
Sweeden ontdekt, die van het Vlafchkruid af-
komftig fchynt te zyn , maar grootelyks daar
mede verfchilt, in de Geftalte van de Bloem.
Die van het Vlafehkruid wordt door T o u r n
e f o r t onder de Grynsagtige Bloemen {P e r -
fonati) betrokken , en zy gelykt eenigermaate
naar een Vogeltje ; terwyl die van de gedagte
Plant eene Buisagtige figuur hee ft, aan ’t uiterfte
(*) Neftaria Floruih, Arnxn, Ac ad, VOL. VI. p. 263. 5?
PhH* hot au• p. 74«
K 3