De
Bladen.
gentlyke Werktuig , waar door het Spint geformeerd
wordt , en dit verandert allengs in
Hout. Men ziet Boomen, wier Hout en Spint
geheel verrot is , uit de Bast nog wederom
zwaare Takken fchieten. Dit zag ik nog kort-
lings hier by de Stad in een Boomftam , byna
anderhalf Voet d ik, die een Mans langte hoog
was afgebroken , van binnen geheel h o l, en
waar van de Bast boven een Tak hadt’ uitgegeven
, welke thans byna een Arm dik i s : daar
in tegendeel, zo dra een Boom geheel o f voor
een gedeelte, al ware het flegts ter breedte van
een Duim, van Bast beroofd i s , het Hout op die
plaats nooit weder een nieuwen Bast krygt. Dus
ziet men ook blykbaarlyk, dat de W ro n g , die
aan een afgekapte ftorrip van een Boom o f Tak
ontilaat, geen uitzwelling van het Hout is ,
maar van de B a s t ; terwyl dan het Hout dik-
wils de Verrotting ondergaat , ten minfte aan
dat uit-einde fterft. T o t nader bewys dient,
dat de fterkte der Vezelen van de Bast, in taaiheid,
veeltyds die van . het Hout te boven gaat.
Voeg by dit alles , dat de meefte kragt der
Sappen plaats heeft in de Bast van veele Boomen
, gelyk in die der Eiken -T ak k en , tot
Leertouwing, om van de Kaneel, Kina en veele
anderen niet te fpreeken.
Van deSteelen, Stammen en Takken, gaan
wy tot de B l a d e n o v e r , daar men een on-
gemeene Verfcheidenheid in kan waarneemen.
Dezelven maaken, als de Bloem en Vrugt ontbreekt
,
b re ekt, het voornaamfle Kenmerk der Gewas- Inlei-
fen uit. Aan de Bladen worden zeer gemakke-DING*
lyk de Soorten van de meefte Planten, Heefters
en Boomen , onderfcheïden. Ja men heeftze
zelfs gebruikt tot bepaaling der Geilagten. W y
moeten dan hier op een weinig ftaan blyven.
Sommige Bladen zyn van den Wortel o f Stoel Enkelde
der Plant afkomftig ; anderen zitten aan den
S te e l, Struik o f Stam ; anderen aan de Takken
, Twygen o f Looten der Boomen. Dit
verfchil heeft dikwils plaats in een zelfde Plant,
en dan is veeltyds de figuur der Bladen ook
verfchillende. In ’t algemeen worden zy verdeeld
in Enkelde en Samengeftelde; waar van
de eerften ieder op zig z e l f , de anderen met
elkander famengevoegd, een Blad uitmaaken. Dus
hebben de Lindeboomen Enkelde, de Esfche-
boomen Samengeftelde Bladen. In de Enkelde
geeft men agt op de verfchillende figuur. Som-Rondagti-
migen zyn van Omtrek rond o f rondagtig o f|fubrotun-
ovaal, dat is langrond, en langwerpig, hebben-^
de dan fomtyds een Punt, fomtyds geen. Van
de byna volmaakt ronde Geftalte , die zeldzaam
is , tot de langwerpige, waar de langte dè
breedte verfcheide maaien te boven gaat, zyn
oneindige • trappen. Alle deeze Bladen hebben
de Oppervlakte boven en onder plat, en onder
de zodanigen komen, Gehoekte voor , dieGell0fkte
wederom zeer verfchillen. Men vindt ’er Lan-^Hula^
cetswyze en Liniaale. De eerften zyn fmal,
doch loopen aan beide Enden fpits uit , de an-
C 3 de