Inlei- derd Jaaren oud waren , hoedanigen men
ding. j.g jRome vondt. De Heer B a r r i n g t o n
merkt a an , dat ’er Lindeboomen in Engeland
zyn 3 die verfcheide Eeuwen fchynen geleefd
te hebben (* ). By Bristol groeide onlangs een
Karftengeboom, die gefchat werdt vyfhonderd
Jaar oud te zyn. De Eikeboomen rekent men,
dat op de tweehonderd Jaaren eerst in hunne
kragt z y n , en ten minfte driemaal zo lang, dat
is zes Eeuwen, kunnen leeven. In ’t midden van
deezen Zomer is te Neujiadt aan de groote Linde
, een Plaats in Duitichland, welke daar van
haaren naam h e e ft, een Lindeboom door een
Storm groötelyks befchadigd, die in ’t jaar 1392
reeds vry groot was , zynde dus bykans vier
Eeuwen oud. Zyn Stam heeft maar omtrent 16
Paryfche Voeten in de Om trek; zo dat de ongemeen
dikke Boomen, waar van hier voor ge-
* Biadz.fproken is * , inzonderheid die aan de Kust van
H‘ Senegal in Afrika, waarfchynlyk nog veel ouder
zullen zyn. Men oordeelt, op een taamelyk vasten
grond , van meer dan tweeduizend Jaaren.
t zie De Wortelfchieting der Boomen in zig zelven f ,
biadz. 16. ook derzelver Wasdom als 'M ware te
kunnen vereeuwigen.
Andere D e laatstgemelde Planten zyn wel het traag-
“ t-fte in ’t ftuk der Voortteeling, niettegenftaande
teling, die in dezelven dikwils vergoed wordt door
een andere vermenigvuldiging. Z y geeven zy-
delings - A f zetzeis uit , die weezentlyk jonge
Plan-
(*) Pkü, Trar-fati, for IJ7 °, VOL» LIS, fart, I* p» 23 »
enz»
Planten z y n , behoevende alleenlyk van de Moer Inlei-
gefcheiden en afzonderlyk in de Aarde gezet te DINC*
worden. Dezelven groeijen dan altoos v o o r t;
mids zy fiegts W ortel gefchooten hebben, toen
z y nog vast zaten aan de Moer. Dergelyke
Voortteeling heeft in de Bolplanten plaats, die
jonge Bolletjes aan de zyde uitgeeven , tot
Voortteeling bekwaamer zynde dan de Zaaden
zelfs ; te meer , om dat zy niet verbasteren»
Hier toe kan men ook de Uit kopers der Boomen
betrekken , o f zodanige Looten, die uit
de Wortels bezyden den Stam voortkomen, en
zeer bekwaam zyn tot aankweeking van nieuwe
Plantfocnen , gelyk in de Hazelaaren en veele
anderen: o f ook de Afzetting, doormiddel van
Zyd-Scheuten , welke zeer gemeen is ten op-
zigt van de Anjelieren.
Behalve deeze Natuurlyke zyn ’er ook Kon- Konfiige
ffige manieren van Voortteeling defrPlaft^ewa«-
fen, onder welken, die men A f zuiging noemt,
de eenvoudigfte is. Een Tw y g je o f L ootje,
door den Bodem van een Steenen , Blikken ,
Koperën o f I.ooden Pot o f Bak gefloken, zo
dat het ’er boven uitkomt, en dan die Pot o f
Bak met Aarde gevuld zynde, dus aan den Tak
vastgemaakt en door een Staak, Stut, Stok o f
Bankje onderfleund en fteeds vogtig gehouden
■ wordende , zo fchiet de Loot o f het Tw yg je
Wortels in dat Bakje, waarna men den T ak onder
het Bakje a ffnyd t, en dan heeft men een
jong Boompje o f Plantfoen. De meefte Boo-
„ „ T f ï 2 men II. DseL, ï. Sxvk, -