Inlei- fchcide Planten. In 5t byzondbr was het hem
£>ing. gelukt, uit twee Soorten van Tabak eene vol*
maakte Basterd - Soort voort te brengen: ’t welk
hy daar uit b ew y s t, dat dezelve onvrugtbaar
ware (*).
Overfpe. In een nader Vertoog, dat in *t jaar 1764 <;e
viugcinff. Leipzig uitgekomen i s , geeft gezegde Heer
K ö l r e u t e r , Hoogieeraar in de Kruidkunde
van den Markgraaf van Baden - Durlach, berigt
van zyne Proefneemingen op eenige andere
Planten , waar uit zyn Ed. , door dergelyke
Overfpelige Bevrugting, nieuwe Planten o f
Monfters heeft voortgeteeld, en befchryft, welke
veranderingen daar in door zyn Ed. waargenomen
zyn. D e Heer Baron van G l e i c h e n
oordeelt de Tarwe en het Turkfch-Koorn , de
Ockernooten en Eikeboom , als ook de Spina-
gie en Hennip, tot dergelyke vermenging, zelfs
van verfchillende Gesagten, bekwaam ( f ) . Ook
zullen onder de Basterd - Planten , over welken
een geheele Verhandeling uitgekomen is ,
en
(* ) I>. J. G. KoLREÜTERR Vorläufige Nachricht en*.'
Leipzig. 1761. hl. 40. De on vrugtbaarheid der Muilezelen
onder de Dieren wordt echter heden met Jaagt tegengefpro-
ken. Zie de keurige Verhandeling van den wei Ed. Heer
VOSMAER over den Bifon , Amft. 1774 , bladz, 5. Zyn Ed.
hndr andere bewyzen ten dien opsigts kunnen bybreiJ
gen dan het Gezag van Aristoteles, zie deeze niyne Nat t
Historie als boven , bladz. 400, en in ’t byzondêr de Oh.
ferv. Mtoroseopifues van dsfi Baton VAN GLEICHEN, CVI«
( f j lhidern. §. CIIl,
cn die men anders Verfcheidenheden noemt,
waarfchynlyk veelen door eene dergelyke Vermenging
èyn voortgebiagt (*).
Om eenig denkbeeld te geeven van de Be-
vmgting, zo moeten wy eerst de B l o e m e n in
aanmerking neemen , als die het voornaame
Werktuig der Vrugtmaaking zyn. Want, fchoon
men in verfcheide Planten wel Zaad en Vrugten
ziet voortkomen 3 zonder Bloemen , zyn doch
dezelven , in ’t algemeen,, tot de Bevrugting
noodzaakelyk, als zonder welke, anders, geen
vrugtbaarZaad voortkomt. D e Bloemen bevinden
zig dan, o f van de Vrugtbêginzels afgezonderd in
eenë zelfde Plant , o f in andere Planten van de
zelfde Soort.' Van dit laatfte leveren ons de
Hennip, Hoppe en anderen, voorbeelden uit. De
meefte Plantgewasfen hebben Bloemen, waar in
de Vrugtbêginzels zo wel als de Bevrugtende
deelen vervat zyn. Eenige Rangen van Plantgewasfen
, die wel Zaad draagen, doch waar in
de Bevrugtende deelen onvolkomen zyn o f zig
niet duidelyk openbaaren; gelyk het Varen,
W ie r , de Mosfen en Paddeiloden , in haare
menigvuldige Geflagten, moet men hier van uitzonderen.
Dat gedeelte van een Plantgewas, n u , ’t
welk tegen den Zomer te voorfchyn komt, o f
op zekeren bepaalden tyd zig vertoont, en dan
we-
( * ) Planf* Hy’orick, Amcen- Ac ad. Vol. III, p, 28,
E j
De
Bloemen»