I 2Q D e E i G Els SCHAPPEN DER PtAN^EN
I n l e i - ftrydig is ipet het gewoone Gevoelen , dat het
¥>WG? Kiempje o f Spruitje , nog in het Ey o f Zaad
zynde, door de Kwabben o f Zaadblaadjes, als
zyne Moederkoekjes (Cotyledones) gevoed worde,
T en dien opzigte kan hier misfchien een der-.
• gelyk verfchil plaats hebben als in de Menfche-
lyke Vrugt, naar den trap van aangroeijing, en
5t is waarfchynlyker , dat het Kiempje, uit het
Stuifmeel in het Zaadbeginzel als zyn Ey ontvangen
, aldaar zig uitzet en de gedagte deelen
uitgeeft , even als men ’t zelve in de Bevrugr
ting der Dieren fielt plaats te hebben ; dan dat
die Deelen, welken men Zaadkwabben o f Zaad-
hlaadjes noemt , van het Vrouwelyke Zaad af-
komftig zouden zyn. Sommigen, evenwel, be-
weeren thans met k ra g t, dat het Vrugtbegin-
z e l, zo wel in de Planten als in de Dieren, zy-,
nen oirfprong niet heeft van de Mannelyke
maar van de Vrouwelyke Sexe (*),
venv.c- W y zyn dan wederom gekomen tot de.Groei-
digbjdderiinS 5 die door de Vogtigheid- het Water, de.
fianten. Oliën en Zouten , des Aardryks en der L u g ta
de Plantgewasfen doet opfehieten en Vrugt draa-
* niadz. gen. W y hebben gezien * , hoe het verfchil,
zs* van de Stoffe, waar in zy geplant zyn , hier in ,
ten opzigt van de Grootte, eene aanmerkefyke
verandering maakt; doch zy doet zulks niet
min-
(*) Ziehet Vertoog over de Nieuwe Ontdekkingen van den
vermaarden Haller , door den Heer Bonnet, Uitgezogn.
Verhandel, IX. DEEL bladz. 17$ , tSa , l8ö,
ÏN *T ALGEMEEN BESCHOUWD. 121
piinder, ten opzigt van de Vrugtbaarheid. Even Inlei*
zo is ook de menigvuldigheid van Zaaden, die
men by elkander gezaaid heeft, voor derzelver
Vrugtbaarheid nadeelig , en dit heeft aanleiding
gegeven tot verbeteringen in den Landbouw,
waar van elders in ’t breede gefproken wordt (*)•
Het is myn oogmerk niet, daar over uit te
weiden. De Heer L eeuwenhoek hadt in geweekte
Graankorrels, na dat de Bast weggenomen
was , verfeheide beginzeltjes van Planten
met derzelver Worteltjes gezien. Dit deedt het
denkbeeld, dat een Graankorrel natuurlyk maar
ééne Halm voortbragt, wel haast Vervallen. De
Heer D o d a r t kreeg twee Bosfen .Tarwge-
was, waar van het eene honderd , het andere
zestig Steden o f Halmen-hadt, die tot deeze
vrugtbaarheid zouden gekomen zyn , door wee-
king van de Graankorrels in eenig Vogt. Reeds
lang is echter een Soort van Tarw bekend geweest
, waar van M a t t h i o l u s 24 Aairen
op eene Plant gezien hadt ( f ) , en van deeze
werden twee Stoelen aan gezegden Heer vertoond
, de een met 26 , de ander met 32 Aairen
; zo dat hy het getal der Graankorrelen, op
de laatfle, tot 9792 berekende: ’t welk eene by-
na tienduizendvoudige Oogst was, „ P l i n i u s ,
» zegt
(*) De Hieuwe wy ze van Lanihouwen, Amffierd. by F,
HouttuVn. 1762-1765, IV. Stukken.
( t ) Triticjim Spica multiplici. G. B* Theatr. Rotan, p,
2 t. Tiicicum rambfum Plinii; Racemofum Portae, 8cc,
H 5
Fï. D^el. I. Stuk,
W^fKwiRilHaKBl