I.
Afd eel.
VI.
H oofdstuk.
MaldivifcheNoor.
maakt, die zig gemakkelyk laaten polyften,• H y
oordeelde , dat dezelven van ’t Vaste Land
van Zuid - Amerika afkomftig waren.
Zeer billyk merkt R ü m p h i u s aan, dat
die groote N o o ten, welken men gemeenlyk
Maldivifche ( Coccos de Maldiva) in ’t Maleitfch-
CdlüppcL Laut en by de Chineelen Hayja, dat
is Zee Kalappus noemt, geenszins tot de ge-
woone • Kokos - Nooten te betrekken zyn. Z y
fpoelen op de Stranden der Maldivifche Eilanden
en andere Kusten van Oostindie aan, zonder
dat men nog» met, eenige waarfchynlykheid
kan gisfen naar ’t Gewas, waar aan zy groei-
jen zouden. De Natuur is zo ondoorgronde-
lyk en haar Veld zo onafmeetglyk, dat men
haai*e werkingen in ’t ftuk van voortbrenging
niet kan bepaalen. Hierom fchynt het denk-,
beeld , dat deeze Vrugten wel aan eenig G e was
in de Oceaan o f aan de Klippen mogten
Voorkomen, zo verwerpelyk niet, en misfchien
waarfchynlyker , dan dat zy aan Boornen zouden
groeijen. Deeze Nooten, naamelyk, inzonderheid
de grootfte Soort, vertoonen geen
zo blykbaar merkteken, dat zy aan een Steel
o f Tak zouden gezeten hebben , als ’er is
in de Afbeelding van een gewoone Kokos-
N o o t, op Plaat 781 van % Werk van W ein-
mann, alwaar dezelve in zyn Bolfter en byna
in volle groote, zeer natuurlyk vertoond wordt;
doch die daar onder, by Letter a , op die zelfde
Plaat voortkomt, heeft zo weinig overeenkomst
komst met de Maldivifche . N o ö t , Nüti Me-
dica, door C l u t i u s in een byzonder Werk- '
je befchreeven, (waar van wy hier fpreeken}) H oofd-
dat het te verwonderen i s , hoe men de befchr^- STUK‘
ving daar van hier op' heeft künnèri toepasferi.
Het is. naar alle aanzien flegts een Kokos*
N o o t, buiten haaren Bolfter, overeenkomende
met die van Plaat 780, alwaar tevens de jonge
Scheut van den Kokosboom vertoond wordt.
Nu is het wel ze k e r , dat dè gewoone Kokos-
nooten menigvuldig op die Eilanden groeijen j
maar de zodanigen bedoelt men met de be-
fchryving niet.
D e Maldivifche No o t , eigentlyk dus genaamd
, heeft eene rondagtig platte gëdaante,'
in het middeh verdeeld door een diepe Naad $
zo dat zy als uit twee Billen fchynt të be'
ftaan. Sommigen vei-gelyken ze derhalve by
den Balzak Van een Stier Öf Bul : andérefï
willen , dat zy van vooreh de Mannelykheid,
Van agtèren de Vrouwelykhëid zou vertoonëil-
Haaré dikte is maar de helft Van haare lahg=
te en breedte , die byna overeenkomen; Aan
de eene zyde is zy rónd, aan de andere plat;
D e myne is byna een Voet over ’t kruis ,
hoedanigen, volgens R ü m p h i u s , in Ihdië
vdor de besten gehouden wbrdeh ; doch men -
vondt ’er kleinere en grootere. Ook kwamen
’er voor, zegt h y , die maar uit ééne helft be*
ftaan , hoedanig ik een hol Schuitje heb ,■ omtrent
een Voet lan g, beftaande uit eeü zeef
Y . dun
II. DSEJU I. STüi.