ÏNLEi-Tak , fomtyds wel een half Voet dik zynde *
DING. pf dikker, wil Enten, moet eene jonge Loot
met Knoppen zyn , aan twee zyden plat afge-
fneeden, doch aan de derde zyde niet van Bast
ontbloot, die in. een Spleet, gemaakt in de ge-
dagte Stomp, zodanig gezet wordt, dat de Bast
van de Loot fluit in de Bast van den afgezaag-
den Tak. De afgefneeden kanten der Bast, van
beiden moeten tegen elkander aankomen , en
dan wordt de Spleet, met een Harstagtig Ent-
wafch , tegen het indringen van de Vogtigheid
verzorgd. Dus vereenigt zig de eene Schors
met de andere , en flchynt de Groeijing, in dit
Geval , alleen a f te hangen van de Bast ; ’t
welk ook niet te verwonderen is ; als zynde dee-
ze met de buiten-Schors de eenigfté Deelen
van het Samenftel der Takken, die in plaatzing
overeenkomen. Het Oculeer en gefchiedt alleen-
lyk met een Stukje Bast, ongevaar een Duim
lang en minder dan een half Duim breed, zynde
van een jonge Loot in dier voegen afgefneeden
, dat hetzelve een Knop bevat , met een
weinig van het Vaatagtige, tusfehen de Bast en
het Hout gelegen. Dit Stukje Bast wordt in
een Sneede der Bast van een dergelyke Loot
die aan een anderen Boom blyft en le e f t, zodanig
ingeftoken , dat deszelfs Bast onder dien
van de laatstgemelde Loot gefchooven worde,
en dus de Vaatagtige Vezelen digt tegen elkander
aan geplaatst zyn. Hier is het enkele bewinden
met een. Biesagtig Bandje genoegzaam
om de Oculatie, die van de gezegde Knop (Ocu- I n l e i -
lus) haaren naam heeft , te doen vatten. d in g .
Op deeze Iaatfte manier, derhalve, wordt de De
Knop, als ’t ware, op een Takje o f Loot ge- KncWen*
plant, om aldaar voort te fchieten, en dit is
minder te verwonderen, als men in aanmerking
neemt hoe de Knoppen ( Gemmce) eenigermaate
met de Zaadenovereenkomftigzyn. Immers,ge-
lyk de Bollen der Bolplanten het toekomliige
Plantje in ’t klein bevatten , zo heeft dit ook
plaats in de Knoppen , welken de Heer L 1 n -
n ze u s , zo wel als de Bollen , en waarom ook
niet de Zaaden, tot Overwinterplaatfen * der * Hyter-
Planten maakt, ’t Zyn uitpuilende Botjes , nacula
waar mede de Looten der meeite Plantgewasfen
in de Koude Landen, doch van zeer weinige in
de Heete Gewesten des Aardryks, rykelyk bezet
zyn. Men vindt ’er van veelerley foort;
fommigen afvallende, gelyk in de Leliën; fóm-
migen die Bladen en geen Bloemen geeven in
de Elzen; Blad- en Bloemdraagende byzonder,
in de Popelieren, in eenige Soorten van W iK ,
en Esfchenboomen ; Blad- en W y fje s - Bloem
draagende in de Hazelaaren; Blad en Mannetjcs-
Bloem draagende in de Pyn- en Denneboomen;
Blad- en Tweeflagt-Bloemdraagende, in de O lmen,
Kornoelje, Amandelen, doch Blad- en Bloem
te gelyk draagende in de meeite Boomen (*). Zy be-
Over de Knoppen der Boomen hebben Wy een S u b T
ge-j«.
(*J Philos. Botanica, p, 51,
I 4