Inleid
i n g .
bemin tien liet Licht.
den, als welke derzelver hoofd-eigenfchap, van
in de Aarde geplant te z y n , duidelyk te kennen
geeft. L i n n je u s zegt derhalve , kort
en beknopt: Een Plantgewas heeft een Samen-
gefteld Leven, zonder vry willige beweeging (* ).
Dat de Planten geen Werktuigen van Ge-
z ig t , Gehoor, Reuk o f Smaak, hebben, wordt
door iedereen erkend. Zo min, echter, als wy
het G ézigt kunnen loochenen in fommige Dieren
o f dierlyke Schepzelen, daar men geen Oogen
in waarneemt, gelyk de Wormen en Polypen;
zo min kunnen wy verzekeren dat de* Planten
niet eenigermaate zien. Z y hebben ten minfte
aandoening van het Licht ( f ) . Door een fterk
Gedruis, ’t welk met een geweldige beweeging
van de Lugt gepaard g a a t, wordenze getroffen
( I ) . 'Niets is haare Groeijing en Leven
hinderlyker dan eene benaauwde o f vervuilde
Lugt. Ook beminnen z y , in ’t algemeen, zuiver
Water. Haare Slaap fchynt een byzondere
aandoenlykheid uit te drukken, welke ten minfte
b ewyst, dat z y niet van Gevoel ontbloot
zyn (§). , Dat
Vcgetabile est Pita comptjita absqtte motst voluntarit.
Syst, Nat. XII. In de Tiende Uitgaave hadt zyn Ed. gezegd.
Vegetabile est P ita multiplicata , coadunata , absque fenfatime.
(•f) Uitgezogte Verhandelingen. IIT. DEEL, bladz, 75.
(4 ) Trifoliuin quoque inhorrescere et Folia contra Tetn-
pestatem fubrigere ceitum est. Pl xtc. Hist. Nat. Libr.
XVIII. Cap. 35.
(5) Zie het Vertoog geplaatst, in het V. Deel det Uitgea.
Per handelingen, aan t begin«
IN *T ALGEMEEN BE«5! iOÜWD. $
Dat de Planten Gevoel hebben is blykbaar In l e t -
in die genen , welken op de minfte aanraaking DING*
verllenzen , gelyk de Mimofa en anderen. In b^ny ^
deeze heeft een trap van Gevoeligheid plaats, voel.
grooter , mooglyk, dan in eenig Dier. E n ,
fchoon ’er maar zeer weinige van dien aart z y n ;
befpeurt men , echter, dat de behandeling der
Bladen aan de meeften nadeelig i s , veel meer
die der Bloemen. De Zaadhuisjes van verfchei-
dene zyn zo aandoenlyk , dat dezelven , het
Zaad ryp zynde, op de minfte aanraaking open
fpringen, en de Zaadjes uitwerpen. Dergelyke
aandoenlykheid fchynen anderen te hebben van
den Wind. Een trap van Koude, veel minder
dan Vorst, kunnen veelen, uit de Heete Lugt-
ftreek afkomftig, niet verdraagen; doch zy gewennen
’er allengs aan , en de Voortteeling
maakt de Jongen harder van natuur ; even als
men dit in de Dieren. waarneemt. Zo wel als
dezelven worden zy eenigermaate in het Land,
waar zy overgebragt z y n , door den tyd gena-
turalizeerd (*).
Dat deeze Gevoeligheid niet afhangt, gelyk De slaap
fommïgen gewild hebben , van de Werktuig- planten,
iyke ftruftuur, van den trap van Hitte o f Koud
e, van uitdrooging o f beyogtiging,-is door de
ge-
Op een Lustplaats, niet ver van Londen, zyn Oranje-
boomen gewees.t , die meer dan honderd jaaren in de vaste
Grondgeftaan hebben , wordende,door enkele bedekking ,des
Winters voor de Koude beichut.