4^8 B E S C H R Y V I N G ' V A N
I. 5S8®S8SSS?®5®SSSS3ÖSSS®!®SS® Afd e e l .
H„ oXoIfLd X
I I . H O O F D S T U K .
stuk .
Befchryving van 't Geflagt van C a r y o ï a ,
waar toe de Wilde Sagueer- of Nieboomen
betrokken zyn.
Naam. A an het laatfte Geflagt van Palmboomen
i i geeft L i n n -(Eus den Griekfchen naam
van C a r y o t a , welke thans nog aan Dade-
len , op zekere manieren toebereid en met Sy-
roop tot eene lekkerny ingelegd, gegeven
„ wordt *. D i o s c o r i d e s , van de zo fa-
fatzdz. 3Ó8« mentrekkende als verzagtende kragt der Dade-
len gelproken hebbende , laat ’er op volgen,
■ doch inzonderheid dienen de Caryotce tot
geneezing der zoorheid van de Keel.” Onze
Ridder heeft wel voorheen ook de naamen
van Elate en Borasfus, aan de Vrugtfcheeden
o f V ru g t- Trosfen van den Dadelboom eig en,
voor Geflagtnaamen van byzondere Palmboomen
gebruikt; doch deeze luidt wat vreemd"
voor een B o om , die niets dan oneetbaare
Vrugten, welke brandend fcherp zyn , ’ voortbrengt.
Kenmei- Zyn Ed. noemtze Caryota met dubbeld ge-
**“ • vind L oof van Beitelswyze Bladen, die fchuins
afgebeten zyn (*), Hier uit zien wy , dat
dee-
(*) Caryota Frondibus bipinnntis, Foliolis Cuneiformibus,
«blique przmorfis. Flor. Zeyt, 39S. Talma Indica folio bicon*
»
deeze Boom tot den Derden Rang van Palm- ' I* _
boomen, naamelyk de Dubbel - Vederbladige,
behoort, o f liever denzelven alleenlyk uit-HooFD-
maakt*, en hier door wordt deeze Palmboom stuk:-_
van alle de voor befchreêvenen onderfcheiden. h[*d^ 57%
De Kenmerken beftaan daar in , dat de Man-
nelyke en Vrouwelyke Bloemen , beiden, in
drieën verdeeld zyn, hebbende de eerften ver-
fcheide Meeldraadjes , de anderen een Stamper'
o f Styl , waar van ; het Vrugtbeginzel
overgaat in eene tw e e»Zaadige Bezie-Vrugt.
Het Gewas , dat hier uit R d m p h i o s aan-
gehaald w ord t, is door denzelven Saguaster , nieboom,
als naar den Sagueerboom gelykende , o f liever
, gelyk hy het zelf verklaart, als eenen Wilden
Sagueerboom vóórhellende, genoemd. Hy
heeft ’er het vergelykend woordje, major, dat
is groote Saguaster, bygevoegd, om denzelven
te onderfcheiden van den kleinen, die, zowel
als deeze, in ’t Maleitfch Nibun wordt gety-
teld. Dus noemenze de Hollanders , beiden,
zegt hy , ook N i e e o o m ,• en deeze benaa-
ming zou daar toe betrekking kunnen hebben,
dat deeze Boomen, in vergelyking met andere
Palmboomen , weinig uitleveren. De kleï-
.ne komt den Areek o f Pinangbcom nader,
doch
compofijo, Fruftu Racemofo. Raj. fitst, 13 Pal ma Dac-
tylifera , Fruftu acemmo, Plum. Spec. 3, Saguaster major.-
Rumph Amb. L p. 64. T, 14. Schunda^ Panna. Hort. Mal,
1, p, 15. T. II.