Inlei- beide kanten terug , o f van onderen famenge-
d in g . j-oij; jn aoderen alleenlyk volgens de Aderen
geplooid. In dit laatfte Geval is ’t aanmerkelyk,
hoe de Zaagswys’ gèkartelde Bladen meestal aan
ieder Tandje een Plooy hebben ; terwyl in de
verdeelde, (-’t zy gepalmde, gevingerde o f ge-
kwabde,) en famengeftelde Bladen, byna altoos
ieder verdeeling, ( ’t z y een Kwab o f een Blaadje
zynde, ) dubbeld gevouwen legt. Het andere
blykt uit de manier van uitfchieting, gelyk dit zeer
aanmerkelyk ’ is in de Scheuten van het Indiaan-
fche R ie t, de Gember, Kardamom en dergely-
ke Planten, wier Bladen, elkander als een Schee-
, de het Mes omvattende., o f gelyk Obliën, die
in elkander geftoken zyn , uit den Grond komen
, op de wyze van ons inlandfche Riet.
Doch ’t is aanmerkelyk , dat in deeze de omwinding
van de eene naar de andere zyde, tegen
de Zon op , gelyk men z e g t ; en in tegendeel
in de Soorten van Kalfsvoet en dergelyken ,
waar onder het Water-Slangekruid van ons
■ Land, met de Zon om gefchiedt. In de Gras-
« planten heeft eene geheel verfchillende manier
plaats: want derzelver omwindingén zyn beurt-
lings ftrydig: zo dat, wanneer de eene regts om
ga a t, de naastvolgende zig links om wendt.
De uk- De Knoppen voor het volgende Jaar zitten
fpiuuuig. reej s jn (je Mixjes der Bladen, en dus volgen
z y de plaatzing derzelven; des men, na ’t afvallen
der Bladen, de Knoppen, in fommige
Boomen , aan de Looten wederzyds tegen elkankander
over o f overhoeks vindt, hebbende de Inlei-
Loot één Kn op, maar in eenige weinigen, g e -DIlsG*
lyk de Syringen , enz. , twee Knoppen aan ’t
end, die grooter dan de anderen zyn. Gemcen-
lyk botten zy in ’t Voorjaar ui t , en by fommige
Boomen , gelyk de Popelier en W ilg en,
gaan zy reeds in de Winter open. Doch de
tyd der uitfpruiting van de Boomen en Gewas-
fen hangt veel af van ’t Saïzoen, gelyk iedereen
bekend is.
De oirfprong moet afgeleid worden van Merg- oiifprong
vezelen, die door het Hout, d eSpinten B a s t ,p ^ Kn01>*
tot aan de Schors to e , worden voortgeftooten,
en daar een Bot maaken , die uit Schubbetjes
famengefteld i s , bevattende o f den oirfprong
van een enkel Blad, o? van de Bloem en Vru gt,
o f van een Takje, dat vervolgens Bloem en
Vrugt zal kunnen voortbrengen. Hierom moeten
alle deelën der zelfftandigheid van ’t G e was
in de Knop famenloopen , wordende van
gedagte Mergvezel, in haare doorgang, mede-
gefleept. De Meeldraadjes, naamelyk, hebben
hunne zelfftandigheid van het Plout, dat te voo-
ren Bast geweest is , en deeze moeten het Vrugt-
b e g in z e luit de Mergagtigheid famengefteld ,
5t zy tot den Styl o f tot de Kelk behoorende,
bezwangeren , indien ’er vrugtbaar Zaad van
voort zal komen. Dus zien wy dat de Knop
alle de vereifchten der Frugtmaaking, zo wel
als het Zaad , en vaardiger tot ontwikkeling
dan in hetzelve , kan bevatten. Zulks blykt
by