' I . boven om den Stam groeit, als in de Afbeel-
Afdeel. ‘a >er weinig fraaiheid aan. Hy heeft aan
H oofd- den Top eene Kroon van Twygen, even als
stuk. de Kalappus - Boom , doch hier en daar hangt
een oude by den Stam af. Ook zyn deeze
Twygen o f Bladfteelen ltyver en ruiger, niet
Geutswyze uitgehold , maar hoekig en zonder
eenige Doornen , hebbende de langte van vyf-
tien , zestien o f zeventien Voeten. Z y zyn
aan beide zyden bezet met Bladeren van vier
Vingeren breed en vier Voeten lang: te wee-
ten aan ’t midden van de Tw y g ; want naar
beide enden worden deeze Bladen korter , en
hebben veelal een ftompe P unt, als o f zy af-
*- gebroken waren. De Kleur van het L oof is
zwartagtig groen , aan de bovenzyde , doch
witagtig aan de onderkant der Bladen»
De Uit de mikken der Twygen komt in deeze
vragttros. Boojnen 3 eVen als in de Kokosboomen , een
^ Scheede o f Schuitje ( Spatha) voort, het welke,
geborften zynde , eenen Steng ( Spadix) uitgeeft
, van ontzaglyke grootte. Het is een
dikke Tak , met Steelen bezet van over de
drie Voeten langte , aan welken de Vrugten
zitten , omtrent van grootte als een Mispel,
en van zodanige figuur, dat zy van verre zig
als Knoopen vertoonen. Naauwkeurig be-
fchouwd , dan ziet men , hoe z y , (gelyk ’er
een by Letter D , in de natuurlyke grootte,
vertoond i s , ) van vooren wat plat, op zyde
wat driekantig zyn en van agteren in een Kelkje
j e , dat byna zonder Steeltje aan den Tak ge- I*
hecht is, zitten. De Kleur is blaauw groen ,
maar de rypen zyn uit den bruinen wat geel- H oofd-
agtig. Van zodanige Trosfen dier Vrug ten,STllK*
gelyk men hier in onze Afbeelding ziet , hangen
’er fomtyds vier o f v y f teffens aan eenen zelfden
Boom , en allen uit de Kruin , zynde ieder
zo zwaar, dat ’er een Man genoeg aan te
draagen heeft. Van binnen bevatten deeze
Vrugten twee o f drie langwerpige Nootjes, aan
twee zyden p la t, aan eene zyde rond, zwart
van Schaal, hebbende een wit Merg. Deeze
, wel gezuiverd zynde , en de half rype
Vrugten worden van de Chineezen ingelegd o f
gekonfyt, als wanneer z y zeer fmaakelyk z y n :
doch de rype Vrugten hebben een Sappig
Vleefch , van eene zeer fchadelyke hoedanigheid.
O v era l, daar het eens Menfchen Huid
raakt, veroirzaakt het een geweldig pynelyk
jeuken, en, als men ’er van proeft, in de Mond
zodanigen Brand , dat de Lippen daar van opzwellen
en wel drie Dagen daarna nog zeer
doen. Zelfs als men de Vrugten in ’ t Water
laat rotten , en dit W a te r , wel geroerd zynde
, iemand over ’t L y f g ie t, verwekt het een
Vuurigheid en Brand , die naauwlyks te verkoelen
is. Hier van hebben de Indiaanen in
voorige tyd , tot het verdedigen van hunne
Kasteden o f Fortresfen, zig wel bediend,
• met het de Europeaanen over ’t L y f te gieten
, die het derhalve den naam gaven van
Helfch Water. T o t
H, deel,. I» Stuk,