B é s c h r y v ï ï ï g v' a :n
i. Dit onderfcheid zou kunnen afhangen vaft ’ts
A - - . verfchillcnde Klimaat en de gefteldheid van den
H oofd- Grond. De Dadelboom bemint eene uitermaa-
stuit» te zoele, ja byna verflikkende o f fmoorheete
rMeibo* L u g t , gelyk K jE M p f e r dit aangaande de
men. Landftreekcn van Perfie , alwaar zy weeligst
groeijen, aanmerkt. In veele deelen van Ara-
b ie , Afrika en zelfs aan de Middeïïandfche Z e e ,
zal het, in ’t midden van den Zomer , weinig
minder heet zyn. Hy Verkiest eehen ligteft
Zandigen Grond, die met Salpeter is bezwangerd.
D e Ouden hebben reeds aaflgemerkt,
dat een vrugtbaaré vette Grond dit Geboomte
kwynen doet en onvrugtbaar maakt. Derhalve
bevinden zig de meefte Dadelboomen in
dorre Zandwoeftynen , alwaar zy , door een
vetó
f die verbaazende dikte wel ziet op den eigentlyken Starrt.
De Hoogleeraar D. VAN Royen , van wien het andere is ,
bepaalt de dikte nier, maar volgens zyn Ed. is de Plant, uit
de Tobbe gemeten, thans üegts 30 Duimen hoog. Te verwonderen
is ' t , dat de Dadelboom in de winterhuizen hier
Zo löag blyft, en de Ch'amsrops, in tegendeel, die namur-
lyk laag is f met zulk een hoogen Stam aldaaï voorkomt.
Volgens het Berigt van zyn Ed. heeft de Groote Ciratnzrops,
di« reeds meer dan anderhalve Eeuw te Leiden geweest zou
zyn , eenen Stam van ruim 14 Voeten, zynde om hoog
, ongevaar een Voet , en om laag een half Voet dik : das
naar boven veel dikker dan naar onderen ,• yt welk eene’
wonderiyke geftalte daar aan geeft Men heeft *er nog eene
aangekogt van by de 10 Voeten hoogte. Beiden bloeijen ze
jaarlyk* , doch gceven , zo min als de Dadelboom, al'daas
eerige Vrugtea«
d e n D a d e l e o o m, 357
verwondeflyke beftiering van den‘ Schepper ,
het Aardryk, dat anders, honderden Mylen in Fy ^ L'
"t ronde , niets uitlevert tot Spys o f Drank, Hooid,
bewoonbaar en bereisbaar maaken. Z y z y n STUs*
de Voorraadfchuuren der Ingezetenen, zo wel
als der Karavaanen ; om van de Dieren, die
daar door gevoed worden, niet te fpreeken.
De Dadelboom komt, in Geftalte, vry veel Geftalte.
met den Kokosboom overeen. Hy heeft een
regten, dikken, ongetakten Stam, die aan den
Top gekroond is met Vederagtige Twygen.
Deeze Twygen zyn eenige Voeten lang, drie-
. kantig, dun, en wederzyds bezet met ehkel-
de Rietagtige Eladen , welke in ’t midden toe
gevouwen z yn , en ieder aan ’t end een fcherpe
Punt hebben. De menigte van zodanige T w y gen
o f Bladfteelen, waar . mede de Stam, van
den Grond a f , is bezet geweest, maakt dooide
overblyvende Stompen der afgefneedene o f
afgebrokene Steden den Stam, .die anders geen
kennelyke Schors heeft, oneffen en gemakke-
lyk te beklimmen. Hy is ook bruin, en dus
van een geheel ander aanzien dan die van den
Kokosboom; doch de onderften van zyne T w y gen
buigen zig , even als die van denzelven,
naar om laag, en maaken een fraaije Zonne-
fcherm. De hoogte van den Stam is van twintig
, dertig tot vcertjg en vyfpg Voeten (* ),
Ha-
(*) Ik vind gemeld vgn agt Vademen, cu aok van tv/in-
- Z 3 tig
II, Deel. I. Stuk.