I* de'Pitten der Vrugten van zekeren Afrikaan'
^ en en Brafiliaanfchen Palmboom , Aomra
Hoofei' genaamd. Deeze fchynt met de Palmieten
stü.«?, verward te worden , alzo het ook een Kool-
draagende Palmboom is , en de Olie wordt
uit derzelver Nooten geperst, na dat z y , door
veertien Dagen op een hoop gelegen te hebben
, verrot zyn , en geftampt zynde in een
Ketel met Water gekookt, dienende dan nog-
thans aan de Negers en Amerikaan en voor
Boter , en de Europeaanen om in de Lamp
te branden. Dezelve wordt Olie van Senegal
o f Olie van den' Palmboom der Eilanden gehe-
ten.
In de Westindiën heeft men, volgens R o-
chefort, een Gedoomde Palmietboom, die
wel eenigermaate met den gedagten Olie-gee-
vendén Palmboom fchynt overeen te komen ,
maar van denzelven verfchilt, door den Stam
t ’eenemaal bezet te hebben met Elsagtige fpit-
fe Doornen ; het welke insgelyks van den
laatstgemelden Aouara verzekerd wordt. Nader
fchynt derhalve deeze te ftrooken met
die uit Sloane en Browne aangehaald
z y n , als welke den Stam uitermaate vol Doornen
hebben, ft welk men van den genen dien
Jacquin befchryft en afbeeldt zo niet zeggen
kan. De Negers branden ’er eerst de
Doornen a f , voor dat zy hem gaan beklim-
men. De Vrugten maaken een groóte tros
p it , van harde, ronde Nooten, graauwagtig van
Kleur,
Kleur , wier Pitten eetbaar zyn , en uit dit 1.
Üag van Palmboomen wordt, door middel van
■ ïnfnydingen , die de Négers onder de Bladen hóófd.
maaken, ook W yn getapt» stuk.
D e Doornagtige Palmilte der Westindifche
Eilanden, zegt Pater L a b a t , brengt Bosjes
van kleine No o ten, gelyk Karftengen,
v o o r t , die gevuld zyn met eene witte Olie-
agtige zclffcandigheid, welke de Kinderen met
Vermaak ceten. I Ty hadt ’er dikwils Olie van
laaten maaken, w elk e, verfch z yn d e , goed
was over de Spyze , maar in ’t kort garftig ,
werdt,*en dan niet deugde als om in de Lamp
te branden.
D e Heer Ta c q u i n maakt j n i 1 ook g, ewagT) V1 aü PaAlmnideetre«n 4 eenen anderen zeer fterk gedoornden Palmboom
, welke door die van Marteniqne, met
eenen Karibifchen naam, Grigri geheten werdt.
Dezelve geleek eenigermaate naar den voor
befchreevenen , doch hy hadt denzelven niet
ondei'zógt. D é Vrug ten, die deeze Boom
droeg , waren platagtig rond , aan ’ t end met
een fpits puntje , hoogrood en glad , eetbaar
en van eene zuuragtige Smaak. De Vrugt hadt
weinig Vleefch , dat rood, week en niet V e zelig
wa s , in een zeer dun Huidje beflooten,
De Noot was bruin , met drie Gatagtige plekken
uitgehold, van welken zig Aderagtige Streepjes
Sterswyze over de Oppervlakte verfpreid-
den. Daar in was een holle Kraakbeenige
Pit vervat. Van deeze zo wel als van de ronde
II, DTJX, L STÜÏf,