, , der veelheid van toebereid Zaad een Meel-
, , bolletje vervat , zo veel duidelyker, volko-
, , mener en fchooner vertoont zig daar in dee-
33 ze , ten aanzien van gene zeer geweldige
j , Werking , by uitftek zagte en.de Natmir-
„ lyke het meest gelykende uitlaating. Ge-
„ meenlyk wordt, by het barden van een
, , Meelbolletje, buiten het gene, dat hetzelve
„ van Mannelyk Zaad reeds voorheen aan alle
„ zyden uitgelaten hadt, ook nog met de Kor-
33 relagtige StofFe tevens het overige terug ge-
„ bleevene en minder vloeibaare gedeelte der-
j, zelve uitgeftooten. Gaat nu, by het barden,
„ anders niet , dan de Korrelige StofFe in de
33 gedaante van een eenige te famenhangende
» Klomp o f lange Streep u it , zo is deeze niets
„ anders, dan het Celagtige Geweefzeh zelf ,
13 te famen met alle daar in nog verdokene en
, , vast ingewikkelde Korrejagtige StofFe. Dit
„ is, onder anderen , een waar Kenteken van
„ een nog geheel onryp Stuifmeel. ■ Veel nader
„ komt hetzelve aanzyne rypheid , wanneer
, , de Streep kleiner is , minder famenhangende,
en dat ’er hier en daar veele Korreltjes o f
„ Kogeltjes afgaan , o f cok geheelenal zonder
„ het Celagtig G ew e e fze l, in groote menigte
j , door de Reet te voorfchyn komen, en zig
„ geheel afgefcheide'n van èlkander in het Wa-
„ ter uitbreiden. I
33 Aangezien nu deeze Korreltjes ( 1 .) veel te
,» groot zyn , om in de Uitlaatbuizen te kunnen
3h m~
IN ’T ALGEMEEN BESCHOUWD. 85.
„ indringen-: (2.) nooit op eenige andere ma- J n le i-
„ nier te voorfchyn komen , dan wanneer de ding.
,, beide Vliezen der Meelbolletjes, na dat zy
,, tot barflens toe waren uitgezwollen , eene
Reet bekomen hebben, en zig deeze gewei-,
„ dige Veranderingen (3,) flegts in eene Vog-
,, tigheid vertoonen, welke in haare natuur,
„ zo wel van ’t Mannelyk Zaad als van dc
,, Vrouwelyke Vogtighojkl, die in de Bloeijtyd
„ door den Stempel wordt uitgelaten, geheel
„ verfchillende is ; en (4.) nopit in zodanige
j , Vogtigheid, wier natuur, o f wat de weezent-
„ lyke zelfflandigheid aangaat, o f uit hoofde
j , van eenige andere Eigenfchap , met de na-’
)} tuur van deeze beide Vogtigheden overeen-
,, komt, en uit welke nog bovendien de uitlaa- "
, , ting van ’t Mannelyke Zaad , en deszèlfs’
, , inwendige vermenging daar mede, op eene
, , de* natuurlyke uitlaating en vermenging des
j, Mannelyken Zaads met de Vrouwelyke Vog- '
„ tigheid zeer gelykende manier te werk gaat:
„ dewyl verder (5.) de veelheid der Korrelt-
„ jes in nog volkomen geheele eh on gek we the
,, Meelbolletjes, met de geduurig toeneemende
, , rypheid en hoeveelheid der vloeibaare StofFe
„ vermindert ,, en , eindelyk ook (6.) even der-
, , ge lyke Korreltjes in het nog-onrype en taai-
„ jere deel der Vrouwelyke Vogtigheid zig ver-
„ toonen ; zo vloeijen daar natuuflyk de twee
„ volgende Waarheden uit,” De Korrelige
Stoffe van het Stuifmeel, welke dc Heer N e e d -
' F 3 ïl. Deïx , I Stüx, H A M