I.
A fd ee l*
VII.
H oofdst
u k .
• Verandering.
Ongemakken,
De oude Dadelboomen z y n , volgens
p f e r , ontbloot van die Stompen der Bladftee-
l en , welken anders , door haare geregelde
plaatzing , zes in ’t ronde , om den Stam ,
welken zes anderen , daar boven, in verband
vervangen , tot fieraad van deeze Boomen
ft rekken* Hunne oppervlakte is derhalve zeer
onbevallig , ruuw en graauw 3 door de indruk-
zels der Bladfteelen op dergelyke manier ge- ,
knobbeld , als men zulks hier aan de Steelen
der Kooien, die afgebladerd zyn 3 verneemt. D e
Stam heeft alsdan geen Merg , maar in t
midden is zeker Houtig P it , veel vaster van
zelfftandigheid dan Het overige van den Stam,
5t welk uit Haairige Draaden beftaat, daar
men ’t gezegde Pit als met de Vingers uit kan
haaien. Dus kan die Stam ook byna nergens
anders toe dienen 3 dan tot Balken der Zolderingen
in de Huizen o f tot Stylen en Stutten
van de Landwooningen o f Hutten; in de Da-
delhoven , naar welken het V o lk , dat aan de
Kust van Perfie in de Steden woont 3 by Z o mer
nagenoeg altemaal vertrekt ; zo om de
brandende Hitte te ontgaan , als tot het inzame»
len van deeze Vrugten..
D e Dadelboomen hebben, zo wel. als de an-
. deren van deeze Afdeeling , zeker Netswys
geweefzel , dat den Voet der Bladfteelen ter
hoogte van een Span omkleedt. Hetzelve beftaat
uit ftyvej , dikke Draaden , die door elkander
loopën j en de Kroon by verfcheide
Ver-
Verdiepingen omgorden. In volwasfen Boo- Imen
is dit Geweefzel donker geel, en ftrekt AFy f^1 *
tot fieraad niet alleen , maar ook tot nuttig- Hoojtd-
heid 3 dewyl ’er de jonge Vrugtfcheeden eeni- stuk,
germaate door befchut worden. In oude Boc-
men wordt het bruin ros en ftrekt aan dezel-
ven , zo wel als het gene daar van in ongehavende
Boomen tusfchen de Stompen zitten
b ly f t , tot 'een aanmerkelyk nadeel. Hier in ,
naamelyk , vindt een menigte van Ongediert
zyne huisvesting, het welk den Stam uitknaagt
en de Vrugten vernielt. D it beftaat voornaa-
melyk in Motten en Mie ren, tegen welken
doch de vlyt der Dadelboerenj middelen uitge-
dagt heeft.
In zeker Landfchap , daar de zogenaamde Huipmid-
Duivelsdrek ( J fa fostida) , die het verdikte
Sap van èene Plant is , val t , gebruikte men
dezelve tot vernieling van ’t Gewormte der
■ Dadelboomen, dat den Stam inwendig knaag.
Gelukkig Arabie brengt; een groot foort van
Mieren voort, dat alle andere Mieren en Ongediert
opvreet, en geen de minfte fchade
doet aan de ■ Dadelboomen. De Nesten van
deeze Mieren , met de Takken daar zy aan
zitten, worden van de Boeren in de Kroon geplaatst,
en van daar doen deeze nuttige Dieren
dagelyks hunne uitvallen, om het Gewest,
hunne zorge toebetrouwd , van diefagtig Ge»
boeft te zuiveren. Zodanige i Nesten vindt
men , ten dienfte der Dadelboeren, op de Mark-
A a 3 ten
|I ,D eel. I» Stuk.
m
f9 i
m
mIS
■ m