Inlei- Water heeft genomen o f Kwikzilver , dan ko-
dïng. men jn (je W o r te l, na dat de Lugt weder in de.
Klok gelaten is , veele Streepjes voor, daar het
Kwikzilver o f gekleurde V o gt, in de van Lugt
ontledigde Buisjes , is ingedrongen. De zelfde
Proef heeft de Heer Nieuwentyd op een Raap
in ’t werk gefield (*). Dit doet dan blyken,
dat ’er zulke Lugtbuisjes in de Wortels zyn.
Men kan het qok befluiten uit de toeneeming
van zwaarte in de dus behandelde Wortel,
omtrent De tegenwoordigheid der Sapvoerende Vaten
buisjat is 3311 het bloote Oog blykbaar ;• inzonderheid
door middel van Warmte , welke de Vogten
door uitfpanning in beweeging brengt. Dat ’er
zelfs een verfchillende plaatzing, loop, verdee-
ling en figuur , aan de Sapbuisjes en Blaasjes der
Planten gegeven is , naar dat zy tot bereiding
van verfchillende Sappen gefchikt zyn , wordt
ons door de Ondervindingen van den beroemden
R uy sch geleerd ( f ) . Deeze Hoogleeraar ,
een Raap ontleedende , bevondt, dat die Wortel
, (want de Raap o f Knol is een W o r te l,)
in de Staart en Bast o f Schil een geheel ander,
flag van Vaatjes hadt , welken hy onderflelde
het bittere Sap te voeren, terwyl het binnqnfle,
zoete Merg der Raap, beflondt uit een famen-
weefzel van door één gekrinkelde Vaatjes, die
zig
(*) CExiJlence de Dieu demcntrée dans lts merveilles de la
Xature. p. 37O.
( f ) Advcrs, Ar,alom, Dsc. III, Obfeiv, 2*
zig als Katoen vertoonden, zynde buiten twyfel Inlei-
met het zoete Sap, dat de Knollen zo lekker DING*
maakt, gevuld. Voorts befpeurde hy een aan-
merkelyk verfchil, tusfchen deeze Sapvoerende
Vaatjes in de Staart en, in de Schil der Raapen,
loopende dezelven in de Staart r e g t , en in de
Schil Netswyze door elkander geweeven zynde
(*). Hier uit mogen wy befluiten, dat de
Sappen, in de regtloopende Vaten van de Staart
vervat, hunne bitterheid behouden, om dat zy
nog raauw z y n , en niet door bymenging van
het eigen Vogt der Raap, gepaard met de krin-
keling der Vaten , in het eigenaartig Sap der
Plant veranderd. Hoe naby het zoet en bitter
aan elkander vermaagfchapt zyn , leeren wy uit
het verfchil van Let Leverfap en de Gal. D e
bitterwording van bedorven Nooten en Amandelen
leert dit ook.- Hier . fchynt de Natuur eeu
overgang van bitter in zoet te bewerkflelligen ,
van welke een blykbaar voorbeeld is in de lekkere
Cyder o f Appeldrank, welke men van oneetbaar
bittere Appelen bereidt. En de Ondervinding
leert in deeze Wortelen, dat dezelven dik-
wils bitter blyven door te groote Droogte o f
fchraalheid van den Grond, welke een fchaars-
heid veroirzaakt van de voedende Vogten en
mooglyk ook de Vettigheden te bitter maakt,
om
(.*) Curê, renovatA , Jea T'ies, AnatoMf p a t Curas potter*
Kttvus y in Dedicatione.
B