- onder de meefte Planten met Gelipte Bloemen
(Flore labiato) van T o u r n e f o r t , begreepen zyn ;
die naamelyk , in welken de Zaadjes naakt en
bloot in de Kelk ryp worden: gelyk in de Krui-
femunt, Lavendel , Hyfop, Betonie en veele
anderen : doch de zodanigen van dergelyke
Bloemen, wier Zaaden in een beflooten Huisje
ryp worden, dat eindelyk gaapt o f open barst,
Angiospermia genaamd , waar toe de Leeuws-
bekken, Vingerhoeden , het Speenkruid en anderen
behooren: deeze zyn met een Zaadhuisje
o f Vrugt voorzien, fomtyds van een wonderly-
ke geftalte , gelyk dit in die, welke men deswegens
Bokshoorn - Plant noemt, zeer aanmer-
kelyk is.
K. D e Z a a d e n zyn in veele opzigten ongemeen
verfchillende. In de eerfte plaats geeft een
Bloem fomtyds één, fomtyds twee, drie, vier,
v y f en meer , fomtyds byna ontelbaare Zaad-
korreltjes, gelyk men dit in de Slaapbollen ziet.
Ten anderen is ieder Zaadje fomtyds dubbeld ,
gelyk de Koffyboonen, o f in twee Huisjes verdeeld
, gelyk die der Kornoeljeboomen , enz.
Sommigen zyn van ongemeene grootte, gelyk
de Cocos en Maldivifche Nooten; fommigen
zeer klein, zelfs in groote Planten en Boomen,
gelyk die van het Koolzaad, de Ooftboomen en
Zonnebloemen; fommigen byna onzigtbaar, gelyk
die der Mosfen en Paddeftoelen. Veelen
zyn met zeker Kroontje o f Kuifje van Pluis o f
Dons gekroond , "’t geen meest plaats heeft in
de
d'e Samengeftelde Bloemen, gelyk die der Dis- InlëL
telen, enz. Dit Kuifje heeft fomtyds eehDli*G4
Steeltje en geeft dan aan het Zaad een aartige
vertooning, gelyk in de Paardebloemen. Veelö
Zaadkorrels zyn rond, o f Eyvormig, o f als een
Nier gefehapen; veelen plat en rondagrig, fom-
anigën byna vierkant: anderen maaken wonder^
lyke figuuren , door hunne Takken eh Punten
Wieken en Randen , gelyk dit in Veelen der
Kroontjes - Kruiden ( Umbellatce) eh anderén
plaats heeft. Sommigen zyn met Ilaakën Voof-
zien , gelyk in de JMagelwortel en Ahemönen j
fommigen met Vezeïagtige Staarten , gelyk in
de Clematitis en Pulfatilla , o f met Kafagtigê
Punten , gelyk in de Afrikaanen, enz.
De zelfftandigheid der Zaaden verfchilt meest
ten opzigt van het uitwendige bekleedzel, aan de
Zaadkorrel eigen , dat in fommigen zo hard is
als Steen o f Hout, in anderen Ecltagtïg taay o f
Vliezig; Van de eerstgemelde hebben wy in de
Kerfou - Pitten en ISfooten zeer bekende voorbeelden
: de Zaaden der Oranje ^ eff Citroen-
boomen hebben een Eeltagtig bekleedzel. Daar
binnen is een foort van Merg vervat, in fommigen
droog en Meelagtig, in anderen Pappig, M
eenigen zeer Olieagtig, gelyk dit uit het Lym
en Koolzaad b lykt; in anderen tévens zeer Aro-
matiek, gelyk het Anys- én Korhynzaad. Dee»
ze zelfftandigheid levert het Voedzel uit aan dé
toekomende P lan t, en yerftrekt derhalve daar
aan voor Stoel (.Placenta) , gelyk het Bekleed-^
H