A fdeel Todda- Panna , uit den Hortus Mala-
V. ' haricus hier aangehaald , is eigentlyk de Ja-
H oofd- panfche o f Sineefche Sajor-Calappa, welk? door
st u k . B o e r h a a v e , in de Catalogus van denLeid-
^chen Akademie - Tuin , genoemd werdt Ja-
boom. panfche Palmboom wet Bladen van Boomvaren,
die gedoomde Steden hebben (*). H y is thans
hier in de Hortus Medicus niet, maar te U-
trecht heeft men hem met een Stam van een
half Voet hoog en anderhalf Voet dik? De
Chineezen noemen hem Titsjiu o f Yzerboom,
om dat zyne Bladen met' de Punten Ïteeken als
Yzeren pennen. D it fchynt een aanmerkely-
ke byzonderheid te zyn van deezen Japanfchen
Palmboom, die in zyn Vaderland een Stam
maakt niet hooger dan zes Voetep, doch dikker
dan de Stam van'een Kokosboom. De
Bladfteelen zyn tuslchen de twee en drie
Voeten lan g, bezet met Grasagtige ftyve Bladen
, ter wederzyde digt aan den Steel gevoegd,
even als in de voor befchreevene. Men maakt
’er geen gebruik van s dan dat hy in de Tuinen
aldaar geplant wordt, om dezelven door
zyn Vederagtig L o o f te verfiercn.' Ik heb
zodanig een gedroogd Blad , byna overeenkomende,
in grootte en gedaante, met het gene
by R u MPHi us in afbeelding is-gebragt.
VI. H O O F D -
(*) PaJma Japonica fpinofis Pediculis , Polypodü folio.
Eoerh, Ind. Hort. Lugihat. II, p, 170. RoYEN Prodr, p. 7.
A fdez t i
VI. H O O F D S T U K . VI. H oofd-
Befchryving van ’t Geilagt der K o k o s o f STUK* '
K a l a p p d s - Boomen, en de aanmerkelyks
Verfcheidenheden , tot dezelven behoorende.
/~\nder alle de Palmboomen zyn de genen,
die men Kokos- o f Kalappus - Boomen
noemt, in verfcheide opzigten de uitmuntende
n . Z y Ïteeken hunne Stam en Kruin boven
deMneefte andere Boomen uit. In lier-
lykheid wyken zy niet voor de gewoone Palm-
o f Dadelboomen, en de Vrugten , welken zy
uitleveren , Itrekken tot Voedzel voor de Ingezetenen
- van Oost- en Westindie. Sommigen
verklaaren hun voor de vrugtbaarlte Boomen in
de geheele Wereld. ; Voeg hier by de menigvuldige
gebruiken, welke men van den Stam, Bladen
en Wortelen h e e ft , Itraks op te noemen.
Rumphius heeft ’er derhalve ook een begin
van zyn Ambonfch Kruidboek mede gemaakt.
Hy behoort zo wel tot de. WyngeeVeUde Naam
als' Nootdraagende Boomen , hoewel men hem
eigentlyk betrekt tot de laatften, als welke eir
genfehap hem, in die trap, alleen toebehoort.
Want, fchoon zyn Sap gebruikt wordt tot het
Arak Itookén •, zou zulks echter ook, waarfchyn-
ly k , met den W yn van den Lontarboom en
anderen, gefchieden kunnen: daar men in tegendeel
geenen Palmboom met dergelykë Vrugten
V vindt,