■ 1 fln
I I
Afdeel ^ geheeIe Jaar door met Bloemen en Vrugten
V Ï L' bedekt, hoewel de gewoone tyd , van ’t in-oog-
H oofd- B;en der oude Nooten, op Amboina plaats heeft
stuk. in Oktober en November , zynde de droogde
Maanden van het Jaar. Men ziet hier uit, van
welk een ongemeene Vrugtbaarheid dit Geboomte
z y ; niettegenllaande de Noot zeer lang
werk tot aanryping heeft. Pater L ab at oordeelde
,- van naauwlyks minder dan een Jaar.
p j f wy» In Cen ander 0pzigc üaat hy meer ëefyk met
den Lontar-Boom. Men tapt, naamelyk, uit
zyne Majangs o f Vrugtfcheeden , op even de
zelfde manier , na dat dezelven gedeeltelyk af-
gelheeden zyn , dien lekkeren Palmwyn, in 5t
Malabaarfch Sura genaamd, dat is zoete Drank,
welke in lekkerheid alle andere Towacks overtreft.
Deeze Vogtigheid , eerst uitzyperende,
is zo helder als Water, wordende daarna Wey-
agtig en aangenaamer zelfs dan het Sap o f
Vogt der Nooten: maar zy moet dien zelfden
Dag gedronken worden, dewyl Zy anders^ verzuurt
o f goor wordt, zynde alsdan echter
nog tot het dooken van Arak zeer bekwaam
D e menigte van Vrugtfcheeden, welken deeze
Boom het geheelc Jaar door uitgeeft, maakt
dat ’er altoos gelegenheid is , om hem dit Vogt
af te tappen ; mids dat men hier in niet te ver
gaa; alzo daar door de kragt des Booms, zo
wel als de Vrugtbaarheid, afneemen zoude.
Indien zelfs de Kokos - Boom, na het aftappen
van den W y n , flegts een o f twee Jaaren
ren in rust gelaten wordt door de Teifferaars,
dan draagt hy gemeenlyk in ’t vervolg betere Af^ £L’
Vrugten. In Oostindie rekent men hem op Hoofd-
zyn dertigde Jaar in zyn beste fleur te z y n ,STUK*
draagende Vrugt tot in het zestigfle: maar , in
fommige_anderen Gewesten zegt men, dat hy
wel honderd Jaaren oud kan worden. In zyn
Ouderdom vermagert hy kragtig en de Nooten
worden allengs kleiner, zo dat zy eindelyk niet
grooter z y n , dan een Eenden-Ey. In de
hoogde Ouderdom beginnen'de Twygen o f
Bladdeelen ook af te vallen , zo dat ’er niets
overblyft dan de bloote Stronk.
De Stam van deezen Boom is wel üaamelyk Het ba-
glad van Schors, doch heeft zekere Knobbels van den1
ter plaatfe daar de afgevallen . Bladen gedaanStam* -
hebben. Dit zyn geen Wrongen , die den
Stam omringen, gelyk men hem in verfcheide
Afbeeldingen ziet voorgefleld, maar zekere
halfmaanswyze verheffingen , welke als trappen
maaken aan den Boom, en dus gelegenheid
geeven aan de Indiaanen , om hem te beklimmen.
Zulks doen de Teifferaars, gelyk men
de genen noemt, die hier van hun werk maaken,
dagelyks met groote vaardigheid ; zo dat
men van verre zoude zeggen , dat men een Kat
by den Boom op zag klauteren. In fommige
Landen, evenwel ,- hebben zy zekere Stroppen,
waar in zy hunne Voeten zetten, en dan gaat
het opklimmen zo fchielyk niet in ’t werk.
Zelfs worden fomtyds Keepen in de Stam gehakt,