34<* B e s c h r y v i n g v a n
Afdeel, die overend ftaan ’ en byna z0 lang zyn als de
VI. * Bloem, hebbende langwerpige Meelknopjes. Onder
H oofd* deeze Mannelyke zyneenige weinige Frouwelyke
stuk» Bloemen in de zelfde Vrugtfcheede en Steng
vermengd. Dee ze, ook eenbladig, fluiten digt
om het Frugtbeginzd, dat Eyvormig is , hebr
bende een zeer korten ■ S ty l, met eenen ftomp-
knoppigen Stempel, die flaauw in drieën is
gefneeden. Het Zaadhuisje is een rondagtige,
platagtige , Sappige Vrugt, Vezelagtig en gespitst
, hebbende eene Lederagtige Schors. Het?
zelve bevat een rondagtige , wederzyds platte
Noot , met drie Gatagtige plekken op zyde ,
waar van twee digt aan elk ander tegenover de
derde liaan. De P it is van de zelfde fiouur
Kraakbeenig, vast van zelfltandigheid, op de
plaatfen, die tegenover de Gaten van de Schaal
komen, met drie Kuiltjes uitgehold.'
„ De Wortel ,(zegt zyn Ed.) die knoopig
„ is en rond, dikker dan de Stam, maar kort,
„ buigt zig aanltonds onder den Grond om ’,
„ en loopt waterpas voort, geevende digt daar
„ by een nieuwen Stam u i t , èn maakt, dus
, , voortgaande, als een Kreupelbosch van Falm-
, , boomen j zynde bovendien met andere dun-
„ ne Vezel-Worteltjes vast aan den Grond
„ gehegt. De Stam, die regt o pH a a t , is g e-
„ wapend met ontelbaare Doornen, en bezet
„ met eenige half gefcheürde verdorde Blad-
„ lleelen. Hy heeft ongevaar de dikte van
« een Duim; in hoogte oyertreft hy in ’t open
Veld
p e n I/AAgen P alm i e t . 347
f Veld zelden twaalf Voeten; doch in de Bos- U
” fchen valt hy wat hooger. Vier Voeten hooga j ° ^ L*
J„ z yn d e , begint hy reeds Bloemen voort te Hoofd*
” brengen. De Bast is bruinagtig. Hy heeftsTUK.
„ maar weinige Loofagtige Bladen , die den
„ Stam met hunnen Stoel omvatten , gevind
„ zyn , met de Rib gedoomd. D e Blaadjes,
aan deezè Rib baande, zyn Degenvormig,
„ gefpitst, glanzig , plat; aan den grondlteun
3, flaauwtjes omgeplooid, en Zaagswyze aan de
„ kanten bezet met veel zeer kleine Doorn-
„ t je s , welken men , met den Vinger daar
„ langs naar beneden llrykende , flegts kan
waarneemen ; voor ’t overige ongewapend,
„ of wederzyds yl bezet met eenige Stekélt-
f jes< Deeze Blaadjes .Haan fomtyds beurt-
lings , fomtyds tegenover elkander aan den
” Steel, in onbepaald getal. Uit de Mikken
der Bladfteelen komen Scheeden (Spathce)
” o f 'Schuitjes v o o r t , die ep zig zelf Haan ,
” , gaapen en lang over blyven na de rypwor-
” ding van de Vrugt. Hier van komt he t ,
* dat men , onder'de Kroon, dikwils drie o f
v jer zulke verdorde Bladfteelen ziet, die in
” hunne Mikken de Vrugtfcheede en Bloem-
” {leng nog hebben. De Bloemen , die uit
” den geelen z ie n , hebben geen Reuk. De
„ Vrugten , die paarfchagtig zwart zyn , en
van grootte als een gewoone Kers, bevat-
„ ten een Zuuragtig Sap, waar van de Ame-
„ rikaanen W yn maaken. Z y zyn ook eetbaar,
II. Deel. i . Stuk»