Inleiding.
„ langs hoe meer gevestigd geworden, en , in-
, , dien wy onze Gisiing mogen bouwen op des-
3, zelfs Waarde, zal het in Wezen blyven,
33 (zelfs al werd 5er eene Natuurlyke Methode
3, uitgevonden,) zo lang de Weetenfchappen
, , beftaan.” Niettemin Helt gezegde Doktor
eene verdeeling der Planten voor , welke op
derzelver Ontleedkunde zou gevestigd z y n , en
wel in zeven Familiön , als
1 . D e Kampernoeljes o f Paddejloelen, die noch
Bladen noch zigtbaare Bloemen hebben.
2. De Wieren, die geheel Bladerig zyn,
3. D e Mosfen , wier Blaadjes verlangingen
zyn van den binneniten Bast,
4 . D e Varens. die haar Bloemen op de Rug
draagen.
5. D e Grasplanten, met onverdeelde Bladen
en Halmen.
6. De Palmboomen , draagende de Bladen alleen
aan ’t bovenfte van den Stam.
7. Alle andere Kruiden, niet tot eene der ge-
dagte Familiën behqorende.
Van deeze Familiën brengt de gedagte Heer
in zyn Eerfle D e e l , van ieder een Voorbeeld
tot opheldering van het verfchil, door Ontleedkunde
ontdekt, in Afbeelding en befchryving
te berde : gaande dan vervolgens over tot de
befchryving der Plantgewasfen volgens de bc-
naamingen van L i n n a u s , door een menigte
Afbeeldingen opgehelderd : zo dat dit zyn
Werk a
Werk, van ’t welke reeds twintig en meer Boek- Inleïi
deelen van bekwaame dikte, in F olio, het lichtDIiSG’
zien, door den tyd een geheele Bibliotheek der
Kruidkunde zal uitleveren,
L i n NjEUS fie lt, in de Twaalfde Uitgaave Nieuwe
van zyn Samenflel der Natuur, wederom een schikking»
Natuurlyke Schikking voor, die my niet minder
behaagt dan de voorgaande. D e Plantgewasfen
(zegt, zyn Ed») worden gemeenlyk in drie
St a m m e n onderfcheiden , naar dat zy de
Zaadblaadjes o f Zaadkwabben enkeld , dubbeld
o f in 't geheel niet hebben» Hy fleltze dus op.
Monocotyledones : Frugea: 1 , 2 , 3.
Dicotyledones : Plantse: 4 , 5.
Acotyledones : Cryptogama:6 , 7 , 8, 9.
Debygevoegde Cyferletters zien op. de volgende
Verdeeling in N a t i ë n , uit welken de Ingezetenen
van het Ryk.der Planten zouden famen-
gevloeid z y n ; als
1. P a lmb o ome n , die een Bloemjlengen
Vrugtfcheede hebben. Deeze worden aangemerkt
als Indifche V o r s t e n , uitmuntende
door hunne ontzaglyke hoogte
en een enkelen ongetakten blyvende Stam, >
die met altoos groenend L o o f gekroond
is. Zy*draagen een ryken\Schat van Vnig-
ten, die Voedzel verfchaffen aan de voor-
mamfte Dieren en den Menfch.
‘tl. Bkel. I. Stuk»
2. G r a s -