I* „ van , met een weinig Kaneel, eene Amandel*
y j . 3J Melk bereiden. Men kan ^ dezelve ook met
H oofd- » A z y n , Olie en Z o u t , inleggen en als Salade
stuit. „ eeten. De Noot is met een bleek, zoet Wa-
„ ter gevuld, doch *t welke fchiélyk zuur wordt,
„ als men het niet kort na ’t openen van de
„ Schaal drinkt. Ieder Noot bevat -, van zulk
„ Water, ongevaar een half Pint, o f wat meer;
„ daar wy ons eenige Weeken, en zo lang als
' ,j zy frifch bleeven, in plaats van Thee-Water
« van bedienden. Men zegt dat dit V o g t , om
„ de Handen te wasfehen gebruikt zynde, de
” Huid zeer zagt maakt. Als de Nooten oud
„ worden, dan lo o p t het Water lamen tot een
„ fpongieuze witte Kern , welke vervolgens
„ door de opening der Schaal Bladen uitgeeft,
„ die , zonder dat de Noot in de -Aarde ge-
„ plant o f in Water gelegd worde, zeer lang
„ in ’t leven blyven. Het honderd Kokos-
„ Nooten betaalden wy met eenen Pefo duro
„ o f Spaanfchen Daalder, De Boomen flon-
„ den langs den Oever op laage plaatfen en
,, waren hier taamelyk overvloedig (* ).”
Het wa- ^ Y kunnen hier , uit de aanmerkingen van
SLleL r ü m p h i o s , byvoegèn , hoe het gewoone
Ont-
(*) De Heer Osbeck wa* , niet ver van AngtH, op de
Rust van t Eiland Java , aan Land gevaren, en hadt zig al.
daar tot Kruidkundige Waarneemingen langs het Strand be-
geren. Zie zyne Reizt nacb Ostindim m i China. Rostocfc
P* » 7.
HHMKS#
Ontbyt der Indiaanen uit de Pit van een Ko
kosnoot, en gedroogde Vifch, met wat Sagoe- yj^L
Brood o f gekookte Ryst beftaat; waar op zyHooFD-
dan dikwils het Water van de Noot toe drin-STUK*
ken , dat op zig ze lf ’s morgens vroeg, met
een ledige M a a g , o f wanneer men daar op
door Koude bevangen wordt in een verhit
Lighaam, genuttigd, zwaar Kolyk kan veroir-
zaaken. De Hollandfche Soldaaten en Matroo-
zen hebben dit dikwils in hunne Oorlogen
tegen de Indiaanen bevonden , wanneer z y ,
’s avonds veel van dit Kokos-Nat gedronken
hebbende, daarop moeiten vernagten in de koele
Daauw, onder den blooten Hemel; wordende
vervolgens door eene Beroerte en Lammigheid
, Beriberi genaamd , aangetast. Van de
klein geraspte Noot maaken de Indiaanen,
met Water , een Melkagtig V o gt, Santar genaamd
, waar in zy alle hunne Moeskruiden ,
Ryst en Vis kooken. Dus verllrekt de Kokos-
Noot hun dan voor Suiker en Boter. Zelfs
maaken zy ’er , op veelerley manieren , een
Olie van. Men kan de gedagte Melk , uit
oude Nooten vervaardigd , laaten Haan, als
wanneer ’er een Room op komt, gelyk op
onze Koe - M e lk , die door opkooken een klaa-
re Olie wordt; maar, dewyl de W e y dan niet
goed i s , zo kooken anderen liever de dikke
Santar, door verfcheide maaien opgieten bereid
, llegts op een zagt Vuur, waar door de
Olie fcheidt en afgefchept kan worden, even
X als
II, Dell, i, Stuk,