I. vep Bloey - tyd voorby ware ( * ) : zo dat hy
A ^ eel. ujt Scheede van een Mannetjes Bcom ,
H oofd- door de Arabieren , bewaard , de befchryvïng
stuk. gegeven zal hebben van de Doelen der Vrugt-
maaking, waar inhy verklaart; V, dat de Bloem
„ geene. Meeldraadjes (Staminci) h e e ft , maar
3, Meelknopjes (A?itherce) , die langwerpig zyn ,
3, hoekswyze geftreept, 'een weinig omgekromd ,
33 byna de helft kouter dan de Bloemkrans
3, ( Corolla) ; zes in getal, drie doorgaans in het
‘ ééne , twee in het andere en één in het
3, derde Bloemblaadje , aan ’t Grondftuk ge-
33 hecht. Drie korte, Elswyze, overeind ftaan-
3, de doch famenluikende Stoppeltjes ( Stipul®)y
3, bevonden zig in ’t midden Van den bodem
3, der Bloem, tusfchen de Meelknopjes, wier
„ Streepen en halfmaanswyze ruimten , met
3, eenen overvloed van zeer f y n , lig t, geel-
„ agtig wit Stuifmeel opgevuld waren. De
„ langte der Scheede was vier Span, en die
3, van den Bloemfteng, tot aan de verdeeling
3, toe, één Span. Voorts g a f dezelve enkele
3, Takjes uit, die buigzaam waren, met veele
33 Blommetjes, zonder Steeltje, beyrtlings bè-
„ zet” ( f ) . ' » Door
(*) Hy was den 13 Mey 1750 van Smyrna te Alexandric
aangekomen. Vervolgens werdt zelfs door hem een Man-
nelyke Bloem van den Dadelboom aan den Heer Linn.otjs
toegefchikt.
(f) Ik heb een gedroogden Bloemfteng van een Dadelboom,
die zig in meer dan vyftig zodanige Takjes verdeeld
heeft a maakende als een Roede uit.
■ KSK
Door K a m j f e r worden de Vrugtmaaken- I.
de of bevrugtende deelen van den Mannetjes Fy j£ L’
Dadelboom zeer omftandig befchreeven. D y H oofq-
merkt aan, dat de Blommetjes , kleiner danSTOK-
die der Lelietjes van den Dale , drie Groen-^«^tuif.
agtige Lighaampjes bevatten , van grootte als
Koriander - £aad , welke als tot Voetjes dienen
van het gene hy Stamina noemt (*). ,, Het
„ zyn zeep korte , ftyve, witagtige, Wollige
Knopjes, vol van bleek geelagtig Stuifmeel,
3, dat zeer ligt en fyn is , den Navel van het
3, Bloempje ook overvloedig bedekkende. Een
3, vierendeel' Loots van dit Stuifmeel ingeno-
„ men , zegt men, om de Minnedrift te ver-
j, wekken , grooter kragt te hebben, dan de
„ onrype Bloemfteng z e lv e ; ’t welk men uit
, , den fterken geilen Reuk, dien het uitgeeft,
„ zelfs zoude mogen gisfen. Die des kundig
„ zyn verzamelen het door fchudding van de
„ eerst uitgekomen Bloemftengen, welke ieder
,, ongevaar een Once daar van uitleveren, en zy
,, fluiten het in eene wel toegeftopte D o o s ,
om niets van de kragten te verliezen door
„ de Lugt, Beter, nogthans, wordt het door
,, anderen onder verfterkénde Conferven ge-
3, mengd, om dat het op zig ze lv e , hoewel
„ in een Doos beflooten zynde, ligt befchim-
3, melt” .
(*) LinntEUS noemtze zelf dus, en op dien voet hebben
anderen ze'ook Helmftyltjes of Meeldraadjes geheten, fchooa
Xy niets Draadaatigs of Vezclsgcigs vertoonen; ziebladz. ó^-*
II. DEfi. I. Stuk.
II
3 »
118
sOi-Jr'i
Sfe,
K i ,
i
:N|