Pesselfs vérfchtl van dat
<ier Wol- {den.
• dende zig alleenlyk door de verfchillende Kleur.
Gedagte deelen ,zyn altoos in de opgegevene orde
aan elkander verbonden ; zodanig , dat de
Schors het buitenfte i s , en de overigen, als gemeld
i s , op elkander volgen. Van de Vaat-
agtjge Struftuur is hier voor gefproken,
In de Boomen voert de buitenfte Schors, in
't Latyn, den naam van Cortex; de binnenfte
Schors o f Bast dien van Liber, ’t z y , om dat
dezelve uit veele Bladen beftaat, o f om dat
men ’er op plagt te. fchryven. Het gene dan volgt
is het Spint (Alburnmi), dus genaamd, om dat
het witter is dan het Hout. De buitenfte Schors
heeft meer, de binnenfte Schors o f Bast minder
Blaasjes, naar evenredigheid van de Vezelen o f
Sapvoerende Vaten , uit welken zy is famenge-
weven. In het Spint is dit Samenwegfzel, van
Vaten en Blaasjes, vaster dan in de Bast, doch
losfer dan in het Hout, ('Lignum) , ’t welk van
binnen het Hart o f Merg (Medulla) heef t ,
meeftendeels uit Blaasjes beftaande.
D e Geleerde Heer D ryfhout , Advokaat in
’sHage, verbeeldt z ig , in zyn Ed. Verhandeling
over de Wortelfchieting der Boomen in zig zel-
ven, dat de Wortelen geen waar Pit o f Merg
hebben. ,, Hy merkt het Merg in dezelven al-
„ leenlyk aan als eene ftraalende famenloop der
, , Houtvezelen, Buizen o f Vaten, in het mid-
„ delpunt van den W o r te l; daar in tegendeel
„ het Pit in de Takken uit een Soort vanKliert-
„ jes fchynt te beftaan, wTaar in de edelfte dee33
len
„ len van het Boomfap, zegt zyn Ed.,fchynen In l e i
„ afgefcheiden te worden, tot voortbrenging DI,XG-
,, van Bladeren , Bloesfem en Vrugten.” Dus
zou ook een Worteltje, uit een Takje voortkomende
, alleen zyn oirfprong hebben uit het
Hout, maar een Takje uit het Merg des Houts.
En de Wortelen zouden alleen beftaan uit
Hout, Schors en Opperfchors (* ).
Zyn Ed. geeft eene zeer fraaije Afbeelding
van de voortfehieting der Wortelen uit .een
T a k j e , in welks doorfnydihg de verfchillende
Zelfftandigheden worden aangeweezen ; doch
waar onder het Spint door zyn Ed, niet genoemd
wordt. Indien de evenredigheden der Zelfftandigheden
in dit Takje zodanig waren, gelyk zy
voorgefteld zyn , dan komt het my zonderling
voor, hoe, het gene zyn Ed. de Schors noemt,
byna eens zo veel plaats in het Takje beftaan
kon , als ,het Hout ( f ) . Want het Merg,, het
Hout, en gezegde Schors, liaan aldaar in mid-
dellyn omtrent tot malkander als 1 , 3 , 5: weshalve
de Oppervlakten in de doorfnyding nagenoeg
d e : evenredigheid hebben van 1 , 8 en 14.
In alle Takken en Boomen , ondertusfehen, is
de Schors o f Bast (Liber) maar zeer dun: des
ik geloof dat het gedeelte C C C dat gene zal
zyn, ’t welk men het Spint (Alburnum)noemt,
en h h h h de binnenfte en buitenfte Bast met elkander.
De
■ Verhand, der Holl. Maatféappyc, Haarlem 1760. V,
Deel, W, 133«
(t ) Ibid. Pl. 3. Fig, r.
II. DEEL. I. STUK*