I.
A f d e e l *
„ lerley Vloeijingen kragtdaadig. Bovendien
„ vlegten de Ingezetenen des Lands. Hoeden
,, van de* Bladen.”
iX.
H oofds
t u k .
Kenmerken.
De Sa»
GUEERBOOM.
PI. IV.
% • 2.
Volgens L i n k a ü s zyn de Mannelyke
’en Vrouwelyke Bloemen, heiden, dïiebladig 5
in dit Gellagt ; de eerften drie Meeldraadjes,
de anderen een Stamper o f Styl hebbende,
met eene Eyronde, gefpitfte Pruimvrugt. De
Soort heeft gevinde Bladen, die tegenover
elkander aan de Steelen liaan, dat is gepaard
zyn. In beide deeze opzigten moet hier toe
de Sagiieer , of tweede Wyngcevende Palmboom
, van R u m p h i u s , hehooren, die in
geenen deele tot den Chamcerops o f Laagen
Palmboom , hier voor befchreeven , noeh tot
den Nie - Boom o f Garyota, van ’t naastvol-
gende Hoofdftuk, t’huis te brengen is: devvyl
de Geftalte der Bladen hem tot een geheel
anderen Rang betrekt. Niettemin is deeze
Boom te vermaard in Indie, om hier niet mede
in aanmerking te komen ; des ik daar van
ook de Afbeelding , in Fig. 2. pp Plaat IV .
heb medegedeeld.
Deeze Boom , in ’t Maleitfch Gomuto o f
Gcumuto genaamd, draagt gemeenlyk, naar den
Portugëelchen naam Sagueiro , dien van S a -
g ü ' E E r b o o m in Oostindie, maar op byzon-
.dere Eilanden heeft hy in de Landtaal geheel
verfchillende Naamen. Op Ternate wordt hy
Seho, op Leytimor, Nawa; op Hitpe Loehog;
in ’t Bandaas Nawa, in ’t Javaanfch Lahang
e»
en Arm , m ‘t M t o f e r s Juro geheten. H i e r ^ L ^
uit begrypt men l ig t , dat hy zeer bekend is x
en natuurlyk groeit in Indie. Men vindt hem Hoofd-
op Tavaas Oostkust, en op meest alle Eilanden,stuk.
die in de Molukkifche Wateren leggen, Am-
boina is ’e r , inzonderheid ter wederzyde van
den Zeeboezem, rykelyk mede voorzien. Hy
bemint digt befchaduwde koele Valeijen , en
een- vogtigen G ro n d , die vermengd is met
kleine Steentjes. Derhalve vindt men hem
ook maar in eenige deelen van die Eilanden.
Op Celebes groeit hy in de Provincie Mana-
da zo overvloedig, dat de Inlanders aldaar hun
voornaamlte beltaan daar van hebben.
In Geftalte komt hy veel met den Kokos- Geftaite.
boom overeen, doch heeft den Stam veel dikker
en niet hooger dan die van een Pinangboom
(*)• In ’£ wildc groedende maakc dee’
ze Boom eene geheel onbevallige figuur, zyn-
de met veelerley Soorten van Varens en Mofch
zodanig begroeid , dat men den Stam naauw-
lyks gewaar wordt, en , al is hy door de Teif-
feraars daar van gezuiverd, geeft doch het
Haairige Gew-eefzel, Gomuto genaamd , dat
bo-
1 (* ) ï)e Kokos- ó f Ralappus - toornen zyn , gelyk vr/p*-
ifen hébben , -fötóty'ds wel zestig -of ragtig, de Pinangboo-
-triën -z'etaen m&ér Üdti ’twintig of Öêrtig Voeten hoog, e»
daar tle -dikte van den Kokosboom zelden meer is dan twee
Voeten over *t kruis, valt de Sagneetboojn fomtyds wel vier
Voeten dik.
n, DEEL* h STUK-*