I n l e i - is het in fommige Gevallen dienftig, een Boom
DIWG* o f Plant van een gedeelte der. Bladen te be-
rooven ; wanneer men de al te groote weelig ■
heid van het Gewas , tot beter aanryping der
Vrugten , wil beteugelen. In de Wyngaarden
is dit een bekend gebruik: men doet het ook
aan fommige Moeskruiden en Aardvrugten. Men
zou het zelfs , waarfchynlyk, aan de Ooftboo-
men met voordeel werkftellig kunnen maaken,
indien zulks vereifcht werde : by voorbeeld om
een T a k , die met Vrugten beladen was , meer
Voedzel te doen toekomen, geduurende de aan-
groeijing deezer Vrugten.
weïking D e Heer B o n n e t verbeeldde z ig , dat de
Bladen bovenfte en onderfte Oppervlakte der Bladen
ieder een byzonder gebruik in de Planten hadden.
De bovenfte zou , volgens zyn E d ., als
meer blootgefteld zynde aan de werking van de
Zon en van de L u g t, en tevens veel gladder
dan de onderfte , bekwaamer tot de Uitwaafe-
ming zyn. De Proefneemingen echter , daar
op in ’t werk gefteld, beweezen het tegendeel,
en dus befluit h y , dat de bovenfte Oppervlakte
voornaamelyk tot befchutting der onderfte dient,
welke van de Natuur niet minder tot de Door-
waafeming zoude gebruikt worden, dan tot het
influrpen van den Daauw. Komt het niet hier
mede overeen, dat men dezelve zo dikwils by
Druppelen ziet leggen op 'de bovenfte Oppervlakte
?
,, Derhalve (zegt zyn Ed.) wordt het Voen
dend
i> dend Sap, dat, geduurende den D ag , van de InlEI-
j, Wortelen in den Stam overgaat door deDING*
5, Houtige Vezelen, van de werking der Lugt-*
)) pypjes geholpen Zynde, voornaamelyk ge-
j, bragt tot de onderfte Oppervlakte der Bla-
j, den, alwaar zig het grootfte getal bevindt van
„ de Openingen, die hetzelve toelaaten te ont*
„ fnappen. By het aankomen Van de Nagt nu,
3, wanneer de Warmte niet meer Werkzaam is
j, op de Bladen ën op de Lugt in de Lügtpyp*
), jes vervat, keert hét Sap terug naar de Wor*
i , telen en alsdan begint de önderfte Oppervlak*
i, te haare andere werking te oefenen. D e
,, Daauw , zig langzaam, van de Aarde ophef*
,, fende, ontmoet deeze Oppervlakte, hy wordt
>, ’er verdikt door de koelheid van de L u g t : de
,, kleine Haairtjes en oneffenheden van de Op*
3, pervlakte houden den Damp v a s t : Pypjes ,
„ ten dien einde gefchikt, zuigen dien op ’c
„ oogenblik in , en brengen hem inde Takken,
„ van waar hy vervolgens tot in den Stam door«
gaat.
„ Uit deeze flaauwè Schets der Befchóüwkunj
, de van de beweeginge des Saps, ziet men,
•5 dat de Bladen, in hun gebruik, veel overeen-
3? komst hebben met de Huid van ’t Menfche-
33 lyke Lighaam, Deeze heeft ook haare Uit*
„ werpende V i t e n , welke de Werktuigen der
,, Doorwaafeming zyn Z y heeft insgelyks Op-
is Jlurpende Viten , die de Dampen inzuigen,
3, welke aan de Oppervlakte o f daaromftreeks
D zyn3
II. Desi.. i . stok»