I. Westindie,'en op die in de Groote Zuidzee;
v ï f E,‘ alwaar zelfs een Eiland is , deswegen.genaamd
H oofd, het Kokos - Eiland ; gelyk ’er ook , ten Zuid-
stuk. westen van Java, twee Kalappus - Eilanden leggen.
Veele Landfchappen echter en Landen
zyn ’er in deeze Gewesten bekend, daar deeze
Boomen niet groei jen, en anderen, waar menze
alleenlyk heeft voortgeteeld. Z y beminnen
den Zeekant o f de K u s t , en worden zelden
binnenslands gevonden , dan aan Meiren o f
Rivieren. Om wel te draagen moeten een
vogtigen Grond van Zand o f zwarte Aarde ,
doch geenen Kleygrond hebben , waar in de
Wortels , die zagt en teder z y n , aan ’t rotten
Haan. Echter tieren z y , zo fömmigen aanmerken,
best op plaatfen, daar de Grond, rondom
den Stam , dagelyks gemest wordt met veeler-
ley vuiligheden. Veel worden zy van de Wo r men
der Palmiet - Torren geplaagd , die den
Kop o f Kool uitvreeten, en dus de Vrugt niet
alleen , maar ook ’t Gewas bederven. Gaarn
willen zy by elkander geplaatst zyn tot redelyk
digte Bosfchen, dewyl alsdan de een den anderen
, zo voqj- de fterke Zohnefchyn , als
voor ’t geweld der Orkaanen befchut. Evenwel
ontmoet men ze ook wel op hooge Bergen
aan den Zeekant, zeer tierig bloeijende en
Vrugtdraagende.
wanftal- -De Kokosboom, hoewel doorgaans van zo-
tïgheden. danige Gedalte, als ik hem befchreeven heb,
met eene enkele Kroon van Bladen, is fomtyds
K A L A P P U s - B O o M. 331
tyds aan wandaltigheden onderhevig. Het I.
gebeurt, dat uit ééne Noot twee o f drie Stam- Fy ^ L*
men opfehieten, en , hoewel dan meestal maar H oofd-:
ééne overblyft , heeft men doch een Kokos- stuk.
boom op Ceylon gezien, die redelyk groot
was, met drie Stammen. Zeer zelden gebeurt
het , dat de Stam van een Kokosboom zig
boven verdeelt, en dus twee o f drie Kroonen
maakt. Men heeft ook gezien , dat de Kruin
Takken had uitgegeven, elk zig in eenige Blad-
fteelen verdeelende , en dus .rondom de Kroon
nederhangende : doch alle deeze Wanflaltigheden
zyn uitermaate zeldzaam.
Ik heb, tot dus verre, van dengewoonen groo- d J^den"
ten Kokos- o f Kalappus - Boom, in ’t algemeen
gefproken. R u m p h i u s tekent aan, dat daar
van in Oostindie dertien Verfcheidenheden z y n ,
dié hy Soorten noemt. Behalve de veranderingen
, naamelyk , welken in de uitwendige
Kleur van de nog met den Bolder bekleede
Nooten plaats hebben, waar van eenige Boo-
men de gewoone geelagtige, anderen de zogenaamde
witte Klappus - Nooten , anderen groene
, anderen rosfe o f Öranjekleurigen uitleveren
; befpeurt men nog ander verfchil in deeze
Boomen o f derzelver Vrugten; gelyk hier
volgt.
2. Calappa rutila , in ’t Maleitfch Casfomba,
heeft den verfchen Bolder van binnen bleekrood.
o f Roestkleurig en zodanig, dat men ’er
een lekker Sap kan uitzuigen. De Pit van de
Noot
II, Deel. I, Stok.