- ten, die tot verkoeling in heete Koortfen
en brandige Ziekten 'kunnen ftrekken: de Herfst
verbindt de vlugge deelen in veele Houten en
Wortelen , waar door de Ongemakken, uit de
toeneemende Koude fpruitende, kunnen verholpen
worden , en levert tevens een Voorraad
van zodanige Geneesmiddelen voor den Winter
uit. Even zo heeft de Natuur ook ieder
Land voorzien van Geneesmiddelen naar ’t Klimaat
gefchikt. D e heete Landen brengen veel
verfrisfchende Vrugten vóórt, en ’t barre Noorden
byna alleenlyk Kruiden tegen ’t Scheurbuik
dienftig. In die onder de Gemaatigde Lugt-
ftreek leggen , teelt men overvloed van Koom
en Boom vrugten,
De Scheidkonst leert ons , dat de groene
Kruiden grootendeels een Zeepagtig Vogt bevatten
, het welk in eenigen dikker en Slyme-
r ig , in anderen dunner , vloeibaar en geheel
Waterig is , met ontelbaare trappen van ver-
fchil. Dit Sap beftaat uit Olieagtige deelen ,
met de Waterigen verbonden, door middel van
een Z o u t , dat de natuur der Planten volgt en
als ’t ware uitdrukt; deswegen gemeenlyk Es-
fentieel Zout genaamd. Het is in fommigé Planten
zuur, in anderen onzydig, in anderen naar
’ t Loogzout hellende. Die zelfde verfchillend-
heden vindt men in de uitgeperfte Sappen der
Plantgewasfen. V eelen , in welken dit Zuur
naauw verbonden is en fterk verzadigd met Aard-
o f ook met Yzerdeelen , welke byna in alle
Plan- II. Deel. I, Stok,
Planten zyn , hebben eene Samentrekkende ei- Inlei-
genfchap. De meeften, daar het Sap overvIoe-DING*
dige Oliedeelen en onzydige Zouten bevat, bevorderen
den Afgang. Door verbranding komt
uit de meefte Planten, in de Asch, een Loogzout
te voorfchyn , waar van de Potafch een bekend
voorbeeld is. Hetzelve leveren de genen,
die het meefte Zuur bevatten, dus van eene
regt tegenftrydige natuur zynde, het overvloe-
digfle uit. In geene Planten openbaart dit vaste
Loogzout zig , zonder de verbranding ; maar
fommigen geeven ’er niets v a n , en dit zyn
vooraf zodanige Planten, welke een vlug Loogzout
hebben , gelyk de Lepelbladen , Uijen ,
Prey en dergelyken, het welk dikwils met eene
Kruidigheid gemengd is, gelyk in het Mosterdzaad
, de Thlaspi en anderen. Ten opzigt van den
aart der Sappen is nogthans in even de zelfde
Planten een aanmerkelyk verfchil naar den tyd
van ’t Jaar ; want in ’t Voorjaar zyn dezelven
Wateriger, in ’t Najaar Olieagtiger. Ook hebben
de deelen van een zelfde Gewas, de Wortels,
Bladen, Bloemen, Vrugten, Zaaden, de
Schors en het Hout, even de zelfde eigenfchap-
pen niet. De drie laatstgemelden zyn in veelen
fterk bezwangerd met eene Aromatieke Olie ,
welke ’er dan de voornaamfte kragtaan g e e ft, en
die men dikwils te vergeeffch zou zoeken in de
andere deelen o f ’er tenminfte veel minder plaats
in heeft. Z y is in fommige Zaaden, even als
in de Kruidnagelen , zo overvloedig, dat men