AfdÏ el. T ei” ig daar ™ v e r fc h fc Naauwiyfo fcm ifc III. be§ryPen > waarom dan deeze de Wilde gehe
Hoofd- ten worac, terwyl de andere Natuurlvk on diV
STUiC' zelfde Plaatfen en ook by geheele Bosfchen
. groeit. Hy zegt, wel is waar, van den Tammen,
dat die gehavend wordt, en daarom acht
hy den naam van Wilden Kokosboom (Pal-
meira brava, ) welken ’er de Portugeezen aank
e v e n , zeer oneigen ; doch ik bègryp niet
waar in dit havenen bedaat, ten opzigt van
Boomen, die geen eigentlyke Takken draagen;
o het moede z y n , dat menze van M o s , Bv-
gew as, Doorndruiken en andere Ruigte zui.
verde , om hun meer Voed zei te doen bekomen,
en in dit geval zou men even ’t zelfde
doen kunnen met deeze Wilde Soort.
Efenfelfs H0C ’C 7 ’ de WildeLontar groeit‘ho'oger,
ï'chappen. ™ec eeJ duni^ r Stam dan de voorgemelde.
Hy heeft de Bladen ook veel groöter, en in
volwasfen Boomen met Steden van tien tot
veertien Voeten lan g , die aan hunne Enden
ieder een Waaijeragtig Blad hebben, metStraa-
en van meer dan drie Voeten. Men begrypt
ligt, hoe verbaazend groote Bladeren die zvn
Dezelven groeijen niet alleen aan den Top des’
ooms , maar van ’t midden van den Stam
vervolgen z y naar boven. De Steel is als een
o le G eu t , op de kanten fcherp gedoomd,
even als in de Tamme Lontar. De Straalen
zyn ook ongelyk van langte niet alleen, maar
ommigen aan elkander gevoegd, anderen af-
SP*
gezónderd , doch geene tot aan het
punt toe van een gefcheiden, en die naast aan n i.
den Steel komen korter dan de middelde Straa- Hoofd-
len. In de jonge Bladen vindt men tusfchenSTUK*
deeze Straalen zekere Draaden, die in ’t eerst
aan de kanten zitten, dan daar afgaan en vervolgens
geheel verdwynen. Het Hout is op
ver naa zo hard niet, als dat van den tammen
Lontarboom , en daarom tot fyn Werk niet
bekwaam : het Merg is droog en Meelagtig,
doch grofdraadiger en harder dan dat van den
Sagoe - Boom. Hy draagt niet , zo lang hy
nog aan ’t groeijen i s , maar in de Ouderdom
krygt hy een Getakte Kroon , van Steelen,
waar aan Vrugten groeijen van grootte als een
kleine Ockernoot. Van buiten zyn deeze Vrugten
bekleed met een droog Vleefch o f Bolder,
die ’er ligt afrot; van‘ binnen bevatten z y , in
een Houtige Schaal o f D o p , een witte harde
P i t , die van Menfchen zelden gegeten wordt.
De Vledermuizen zyn zeer gretig naar het
Vle efch, zaaijende de Korrels door den A f gang
op veele plaatfen. Kort na het draagen
deezer Vrugten derft de Boom.
Het voornaamde, dat men van deezen Boom Gebruik
gebruikt, zyn de Bladen , die zelfs op plaat- e‘ a n*
fen , waar hy niet g ro e it, te koop gebragt
worden. Deeze Bladen zyn , om dat zy zoveel
grooter vallen dan die van den Tammen
Lontar., en derker, ook bekwaamer tot aller-
ley Vlegtwerk, gelyk Korven en Rystzakken,
Mat-
II, DKEI» I, STOK,
mm
ésk: