A fdÊe JOnge flobberiSe McrS wordt Liplap geheten
T l Et’ van de Nederlanders , en van de Maleijers Ca-
H oofd- lambir.
stuk. in zeer oude Nooten wordt de Pit als Been-
Eot>oi'0nsebai'd * en het S3p , o f de Melk, daar binnen,
scheut, vermindert allengs ; indien zy niet goor wordt
o f bederft geheel uitdroogende, zo dat ’er niets
van overblyft dan een Suikeragtig Appeltje o f
Peertje , Pyrum Calappa, in 5t Maleitfch Tom-
bo en Tomboan genaamd, dat is een Gewas o f
Uitfpruitzel. Het zit doorgaans aan een der
Gaatjes o f weeke Plekken van de Schaal, en
verürekt als tot den grondPag o f wortel van
de jonge Bot o f Scheut, welke de Noot zal uit-
geeven: wordende daarom ook van de Maleijers
Matta,dat is O o g , geheten. Terwyldeeze Bot
uitfchiet, verteert de Pit en dat Appeltje wordt
grootcr, tot dat hetzelye degeheele Holligheid,
b yn a , van de Schaal beflaat. Middelerwyï
geeft de Bot, nu de Iangte van een Vinger bekomen
hebbende, haare Worteltjes uit, die als
Wormen kruipen langs de Oppervlakte van
de Schaal. Vervolgens wordt het Appeltje
wederom kleiner, en krimpt zodanig in , dat
he tze lve , wanneer men de Noot wat hard
fchudt, van de Scheut afvalt en binnen déSchaal
rammelt.^ Dit Spruitje komt niet uit' den
B olfter, ter plaatfe daar dé Noot aan haaren
Steel gezeten h e e ft , maar dikwils geheel ter
zyden , waar op men in ’ t planten te letten
heeft.
Schoon
Schoon de Javaanfche naam Calappa , naar I. .
men zig verbeeldt, van het Arabisch o f He- F°E^L*'
breeuwsch afgeleid zou kunnen worden, is hét Hoofd*
doch zeer twyfelbaar, o f de Kokos-Boom aanSTUK* -
de Oude Natuurkundigen bekend geweest zy.
Men vindt wel by T h e o p h r a s t u s , P l i -
n iu s en anderen aangetekend , dat in Indie
zéér hooge Palmboomen groeijen , waar van
men Wyn , Honig , Brood, Azyn en andere
dingen, ten gebruike van ’t Menfchelyk Geflagt,
wist te bekomen ; doch, dewyl dit zo wel op
den Lontar- en Sagoe-Boom , hier voor be-
fchreeven , en op andere Boornen van deeze
Klasfe past , als op den Kokosboom , is het
veeleer te denken , dat zy die allen in ’t gemeen
daar door op 5t oog gehad hebben: te
meer , om dat zy van die uitneemende Vrug-
ten , welke den Kokosboom byzonder eigen
z yn , geen gewag maaken,
Deeze Boom , zekeren Ouderdom bereikt onge-
hebbende, begint Vrugten te draagen, en gaat™6^ ^
daar mede, indien.hy wel gehavend en nietheid.
gehoord w o rd t, onvermoeid voort. Op Cey-
lon, en daar omftreeks aan de Vaste Kust van
Indie, behoeft hy maar v y f o f zes Jaaren oud
te zyn-: op de Eilanden by Ambon draagt hy
doorgaans in het., twaalfde o f veertiende Jaar.
Hier in overtreft hy dan grootelyks veel andere
Palmboomen , hier voor befchreeven , die
een reeks van Jaaren oud worden, en dan nog
maar eens Vrugt draagen. De Kokosboom is
het