I.
A fdkkl.
V .
H oofdstuk.
Verfchil dneertj eMs aenn.
Wyfjes,
grootte van een Hoender-Ey, glad , in ’t eerst
hoog groen , hier en daar naar ’t geele trekkende,
doch in de rypheid Oranjekleurig.
Onder den uitwendigen dikken Bolfter van
deeze Vrugten , vindt men een dunne Hout-
kleurige Schaal, met twee Naaden famenge-
vóegd, die van boven eenige Gaatjes heeft ,
bevattende een dikke, langwerpige, witte Pit
o f Kern.
Men hadt aan R ü m p h iü s verhaald, dat
’er Mannetjes en Wyfjes waren van deeze
Boomen , waar- van het Mannetje de Ananas
• droeg en het W y fje de gezegde Vrugten. Hy
meende, echter, .door naauwlceurig onderzoek
van het tegendeel verzekerd te z y n ; te wee-
ten , dat alle deeze Boomen .e e r s t, op eene
hoogte van v y f o f zes Voeten, de Ananas en
vervolgens, hunne volwasfenheid • bereikt heb-
bende , de regte Vrugten droegen. Naderhand,
in t Jaar 169o , oordeelde hy de waare kennis-
fe bekomen te hebben vaft de Vrugtmaaking
van deezen Boom ; dat ’e r , naamelyk, Mam
netjes en Wyfjes van waren , als gezegd is •
draagende de.eerften de gezegde Ananas in
volkomenheid , met een zo fterken Reuk, dat
men ’t naauwlyks omtrent dezelven kon ^harden
: de anderen ilegts een klein Ananasje op
de Kruin , met de Schilfers wyd gaapende
tusfchen welken de Vrugtfteelen voortkwamen.
Het fchynt derhalve ontwyfelbaar, dat de
gezegde Ananas , inzonderheid wegens het
Smee-
Smeerige M e e l, waar mede z y bezet is , tot
de Mannelyke deelen van deezen Boom be. y '
hoort. H oofd-
Men vindt deezen Boom byna op alle Mo-STUK-
lukkifche Eilanden en daar omftreeks; doch op la^ ° a'
Amboina is hy zo gemeen niet als op Ceram
en de Zuidoofter Eilanden. Men kan hem .
niet alleen van Zaaden o f Pitten:, maar ook
op een andere manier voortteelen , neemende
het weéke Hoofd van den Stronk a f , en ’t
zelve in' de Aarde plantende; doch in die beide
gevallen groeit h y veel langzaamer op', dan
in ’t wilde; *
De jonge Scheuten , voorgemeld , zyn het GeBhiik*
voornaamfte ■ dat men van deezen Boom gebruikt
, zo wel als de jon^e Bladen , die, in
Water gekookt, eèn zeer lekker en fmaake-
lyk Moes uitleveren , en hierom g e e ft ’er Ruivr-
p h i ü s den naam van Kalappus - Moes aan.
Voorts kan mén de Vrugten ook gébruiken ,
doch dezelven moeten dah op eene byzondere
manier toebereid zyn : want raauw houdt men
ze voor zeer nadeelig. Zelfs dient het verfche
Sap, uit dezelven géparst, om de Jonge Kinderen
der Indiaanen, wanneer .dezelven hun tot
een last zyn , volgens ’t ontaarde gebruik dee-
zer Wilde Volkeren , van kant te helpen.
Hier uit ziet men , hoe zeer deeze Ananas-
B oom, in nuttigheid zo wel als in andere
opzigten , van den Sagoe- o f Meelboom ver-
fchille.
De