I- „ melt” . Dcwyl een Bloemfteng, van rqaa«
A - f . tige grootte 3 uit tweehonderd Takjes beftaat,
H oofd- waar van de kortften veertig, de langften tagr
stuk. tig Bloempjes hebben , zo rekent hy , door
een middelgetal te neemen, dat eene Bloem-*
Heng twaalfduizend Bloempjes bevatte, d ie , in.
een Schaal door hem gewoogen, op een On-
ce naa de zwaarte uitleverden van een Hob
landfch Pond. Veel kleiner was het getal der
Knoppen o f Vrugtbeginzelen in de Vrouwely-
ke Scheede.
Mmier Van de zonderlinge manier van Bevrugting,
f ” J!e~ welke tot het ryp worden vrugtmg. “ _ der Dadelen J, in
verfcheide Landen, gebruikt wordt, reeds oim
* zie ftandig gefproken hebbende * , zal - ik hier aIT
^ 6s’ leen, tot nader bevestiging van dat ftuk, ver-
haalen, wat gedagten Sweed dienaangaande
wedervoer. Een Arabifch Hovenier wilde hem
als i,ets nieuws daar omtrent onderhouden. Vee-
le Europeaanen hadden denzelven, wegens de
vertelling , dat ’er Mannetjes en Wyfjes onder
de Dadelboomen z yn , uitgelachen. Toen
dezelve befpeurde, dat H a s s e l q u i s t d'aar
van overtuigd was, bragt hy hem tot zodanige
Boomen , op welken de Konftige Bevrugting
was werkftellig gemaakt, welke doof de Arabieren,
zegt dezelve, aldus gefchiedt. v Wan-
3, neer de Bloemfteng ( Spadix) der Wyfjes-
„ Boomen uit haare Scheede ( Spatha) uitge-
, , broken is , dan zoeken zy op een Mannet-
j , jes-Boom, welken .zy door oefening van. dp
n W y f ,
i Wvfiesweeten te onderfcheiden, eene Bloem- r»
h ïtengji die nog in haare Scheede digt is be- y j L
llooten. Deeze openen zy , neemen ’er de Hoofd-
Bloemfteng u i t , en fnyden die in eemge STÜK*
„ ftukken overlangs 3 zig wagtepde van de
,, Bloemen te kwetzen* Zodanig een ftuk van
eenen Bloemfteng, met de Mannelyke Bloe-
,, men daar aan hangende, fteeken zy tusfehen
’ ’ de kleine Takjes van een, Bloemfteng met
Vrouwelyke Bloemen, en buigen daar een
i ’ Palmblad over. In deeze toeftand vond ik
3, nog het grootfte gedeelte der Bloemftengen
aan de Wy fjes - Boomen, ‘die laat waren in
„ ’t Vrugt draagen 5 maar de aangehangen
Mannelyke Bloemen waren reeds door ver-
, welking verdweenen. Hier omtrent deelde
„ my gezegde Arabier de volgende Aanmer-
„ kingen mede* 1. Als men den Dadelboom-
„ niet op zulk eene wyze bezwangert, dan
„ verliest men de Vrugt. 2. De Arabieren
fi zyn altyd zo voorzigtig, -van eenige gefloo-
„ ten Scheeden met Mannelyke Bloemen van
„ het eene Jaar tot het andere te bewaaren,
„ om dezelven tot de Bevrugting' te gebrub
„ ken , zo wanneer de Mannelyke Bloemen
* eens misdyen mogten. 3. Wanneer de Schee-
„ de derzelven reeds open gegaan is , [voor
„ dat menze affneed , ] dan deugen zy niet
„ meer tot de Bevrugting: te weeten, als de
. 3, Bloemen reeds uit haar bekleedzel te voor-
,3 fchyn gekomen zyn. Derhalve moeten de
m geil.
Dï-Fi., I. SïUS.