I n l e i ding.
komen , zig vertoonen als j:wee groene Bladen
, doch die verflenzen en afvallen; terwyl
„ de laatflen , aan den opfehietende Steel, zig
, , niet in de geflalte van Bladen, maar als twee
,, dikke Kwabben voordoen , welke doorgaans
, , de kleine Plant van het Kiempje, die [in het
„ Zaad] reeds tegenwoordig is , bedekken en
„ geheel influiten. Deeze twee Soorten maaken
,, de Eerfle en Tweede Klasfe uit. In de
, , Derde Klasfe is het Kiempje bewonden in
,1 eene enkele Zaadkwabbe , zynde nobit dan
, , door eene zeer moeijelyke nafpooring te ent-
„ dekken. Men noemt deeze Deelen door-
, , gaans , in de Kruidkunde, Cotyledones, maar
, , de onderzoekingen , welke door mydaar op
„ in ’t werk gefield zyn , laaten niet toe, dat
,, ik my van die benaaming bediene: want de-
„ zelven hebben my geleerd , gelyk ik flraks
, , bewyzen za l, dat deeze Deelen niet de Moe-
, , ders maar de Kinderen zyn van het Kiemp-
je. Ik noem derhalve de eerfle verganglyke
„ groene Blaadjes, van de Eerfle Klasfe, Zaad-
„ blaadjes , en de Kwabben, van de Tweede
, , en Derdè Klasfe, die insgelyks afvallen, daar
„ geef ik den naam van Zaadkwabben aan.”
uitfrhie- De keurige Waarneemingen van gezegden
ï?“g Heer, omtrent de Kiempjes der Peulvrugten en
Graanplanten, zonder het inzien der Afbeeldingen
niet verflaanbaar zynde, gaa ik voorby: zo
wel als de Proeven van zyn E d ., omtrent de
uitfpruiting der Boonen en Erwten, in de Grond
gehet
Spruit.
je.
w am m
geplant zynde. ’t Is zeker, dat de Zaaden als- In l e i -
dan door de Vogtigheid des Aardryks, even alsDIiNG*
men dit in de Boonen en Erwten, wanneer zy
vooraf geweekt worden , blykbaar z ’e t , uitzwellen
, als wanneer de inwendige zelfflandig-
heid , in de genen die Meelig zyn , gelyk de :
Graanen, tot een foort van Melk wordt, dien-
ftig om het Kiempje te voeden, dat dezelve,
door de Navelflreng, van zynen Stoel inneemt.
In de genen, die niet Meelig z y n , was de zelf-
flandigheid reeds van eene Pappige natuur ,
wordende alleenlyk verdund o f in beweeging
gebragt door de Vogtigheid des Gronds. De
Heer Baron v a n G l e ic h e n , vastflellende, als
gezegd is , dat het Kiempje o f Vrugtbeginzel,
uit het Stuifmeel, Lighaamelyk in de Zaadbe-
ginzels komt, zeg t, ,, dat hetzelve aldaar be-
,, gint Wortels te fcbie.ten met zyn puntig ge-
j, deelte in de Sappen van het E y , en uit te
,, geeven, niet de kleine Plant, maar de Zaad-
,, kwabben o f Zaadblaadjes, en daar door eene
„ beweeging te maaken , welke zonder twyfel
„ zeer ongemeen is en geheel verfchillende van
, , die der tweede Groeijing, door welke de
Plant in beweeging gebragt wordt, terwyl de
, , Zaadkwabben in ruste bly.ven.”
Deeze Aanmerking , door zo fyne Waarneemingen
van dien fcherpzienden Heer, met eene
Vergrooting der Voorwerpen van 160.000 maal
in Oppervlakte, bekragtigd, kunnen wy naauw-
lyks in twyfel trekken, niettegenflaande zy
H 4 firy- II. Die l . I. STUK,