Werking
Worttieerlen.
om veranderd te worden door de eigenaartige
kragt der Plant.
Men kan dan , in ft algemeen, uit het maak-
zel der Wortelen bei!uiten : dat Water en
L u g t, zo wel door de Oppervlakte, als door de
Vezelagtige Enden o f Haarbuisjes der Wortelen
ingeflurpt, in derzelver Vaatjes en Blaasjes op
verfcheiderley wyzen bewoogen, met de Sappen
der Planten gekleinsd, op verfcheide plaatfen aangevoegd
, afgefcheiden en weder met dezelven vermengd
wordende, daar door eene geheel verfchil-
lende Eigenfchap, ten opzigt van Reuk, Smaak, en
wat dies meer is, aan dezelven geeven, gelyk
zulks plaats heeft in de Vogten der Dieren. Dat
ondertusfchen eene uitfpanning, zo wel in dikte
als in langte, plaats grypt in de Wortelen, even
als in de Plant zelve, doch op eene tegenftrydi-
ge manier : alzo de Wortelen nederwaards langer
worden en de Steel ó f Steng opwaards uit-
fchiet: doch dat de Wortelen wederom Takken
kunnen wórden, gelyk voorheen gezegd is. En
dat fommige Planten , die men Bygewasfen (*)
noemt, ook gevoed- kunnen worden door de Sappen
van andere Planten, op welken z y groeijen,
is blykbaar: tërwyl zy tevens de Eigenfchap der
Plant, die haar'tof Voedlter firekt, aanneemen.
Dit
(*}- PI anti. Parafitice. Geheel grappig wordt hier aan de
naarn gegeven van Opjchuiml opende Planten. Zie 't Woordenboek
van Uomare. II. D eel, blada. z<?3. Ik zouae dan
veel liever Opfckenltspendt besten.
D it leert ons het verfchil, dat ’er tusfchen de Inlei-
Eiken-Zwam en anderen plaats heeft in d eDING*
Blöedftemping. Ook wil men dat de Maren-
Takkcn die men in de Geneeskunde tot ver- *O uvcT‘fcic•um
Iterking zal gebruiken, op Eikeboomen gegroeid«»«»
moeten zyn.
De Heer Marquis de S a i n t S i m o n heeft zonder,
éen zonderling denkbeeld aangaande de Wor- b".s1(jdenk'
tels der Bloembollen voorgefteld ( * ) , die zyn
Ed. echter wel uitdrukkelyk in deezen van de
Wortels der andere Gewasfen en Boomen on-
derfcheidt: zo dat men dit denkbeeld van dien
Heer niet, met fommigeh, op de Wortels in ’t
algemeen moet toepasfen. Hy Relt dat de Wortels
der Bolplanten geen influrpende Werktuigen
zyn,- maar dat dezelven dienen om de Bollen
van het overtollige te ontlasten. Zyn Ed.
tragt zulks te bewyzen ( 1 .) doordien veele Bollen
deeze Wortels uiffehieten en zelfs bloeijen
buitén dén Grend ; maar neefrtt niet in agt, dat
’er zekeflyk in dat geval eene inilurping van
Vogten uit de Lugt moet plaats hebben , en,
zo dezelve door den Bol gefthieden kan f kan
zy ook gèfchieden door 'deszelfs üitgéfchooten
Wortelen. Éen Boom kan leeveri met zyne
Wortels buiten dën Grond , gelyk wy vervolgens
zien zullen. Maar (2.) zëgt h y , de zelf-
ftandigheid deezer Wortelen is tot inflmpihg
niét
(* ) d>ts JacïnthfS' Aniftéfd. 1768, Quaf;o. pag, is
B 2
enz.