I.
Afdeel
IX.
H oofdstuk.
Areek-
Nooten,
befluitende de J r e e k -N o o t, die geen Schaal
heeft. Deeze is altoos eenigermaate Kegelvormig
j van onderen plat, van boven in een
ftompen Top uitloopende ; in fommige Soorten
zo breed als h o o g , en dus kort en dik,
in anderen langwerpiger. Jong zynde, is deeze
Noot ook week en heeft van binnen een
holligheid , met eenig V o g t : maar oud wordende
, dan is zy hard , ja harder dan een
Mo ska a t-N o o t, naar welke de binnenfte zelf-
ftandigheid wel wat gelykt , doch met meer
roodagtig bruine Adertjes doorreegen. Alsdan
is de Bolfter van buiten hoog geel ,' ja by-
kans rood, hebbende de Vrugt alle haare Sappigheid
verboren. In die Staat wordtze van de
Maleijers Pinang Touwa, dat is oude Pinang,
geheten. Deeze Vrugten vallen niet a f , wordende
eindelyk graauw en geheel droog , en
moetende met den geheelen Tros van den Stam
worden afgerukt.
Deeze Areek-Nooten zyn door geheel In-
die bekend, en voeren aldaar zeer verfchillen-
de naamen. Sommigen meenen dat de Arabi -
fche naam, Faufel, door eene Letter - verandering
, van ’t Indifche woord Koffel, dat te
Goa gebruikt wordt, afkomftig zoude zyn. Do
Malabaaren noemen de oude gedroogde Noo-
tèn P a c , die vau Ceylon Poac , op de Mal-
divifche Eilanden Pna, in Bengale Goa en de
Chineezen Binan. - De Maleitfche naamen zyn
hier voor gemeld. Op Java en daaromftreeks
heeheeten
deeze Nooten Boa, op Makasfar Ra- I-
po , in ’t Amboineefch Hua en Hoa , op T e r -^ F^ EL’
nate de groene Hsna , de drooge P a r e , op H oofd-
Banda Pm en in de Zuidoofter Eilanden js sT°K*
E r e c , die met Areek veel overeenkomst
heeft, de algemeene naam.
' Uit de verfcheidenheid dier benaamingen Gebmik.
kan men afleiden, dat het een inlandfche Vrugt
is in Oostindie , en tevens , dat zy ’er van
veel gebruik moet zyn. Dit is ook weezent-
ïyk wgar, hoewel derzelver gebruik meer voor
de Smaak o f tot verfrisfching f trekt, dan
tot Voedzel. Het is in die Landen eene doorgaande
gewoonte , deeze Nooten te kaauwen
met de Bladen o f Vrugten van een foort van
Lange Peper , dat een Bygewas i s , aan de
Boomen met zyne Wortels oploopende, Sinboa
genaamd , waar van ik reeds meermaa-
len gefproken heb, om dat de Bloemfteng van
fommige Palmboomen daar mede vergeleeken
wordt. Men noemt het ook Betel, en met
deeze Bladen o f Vrugten, na dat dezelven in
Kalk gelegd zyn geweest , wordt de Areek
in den Mond genomen en gekaauwd; ’t welk
rdan het Speekzel Bloedrood verwt , en een
frisfchen Adem maakt. Dit is een zo alge-
meene gewoonte in Oostindie , als het T a bak
rooken en fnuiven in fommige deden
van Europa : hoewel het onder de Europeaanen
aldaar weinig dan by de Dames plaats
heeft. De Afgezanten aan Indifche Vorften
B b 4 moe