Inlei- „ der de zekeren te mengen * weg gelaten. 2ó
DING* 3i het fomtyds gebeurde, dat een Plant van my
„ niet genoegzaam befchouwd Was , o f dat ik
j, een onvolmaakt MonPef bekomen had, ;dan
3, heb ik dezelve met dit Teken f gemerkt ,
3, op dat anderen dezelve naauWkeuriger onder-
„ zoeken mogtem Üit eene taamelyk zekere
„ oprekening befluit ik , dat het getal der Plan-
33 ten op den Aardbodem veel kleiner is 3 dan
,, men gemeenlyk denkt: zo dat het ’èrnaauw«
lyks tienduizend beloopen zak
„ Nooit ben ik tegen myne tegenPreevers
3, uitgevaren. Derzelvér bittere Scheldwoor-
„ den , befchuldigingen , befpottingen, uitjou»
33 wingen , (welke, in alle Eeuwen, de beloo-
3, ning des arbeids van Veel VoortrefFelyker Man*
3, nen geweest zyn ,) heb ik met een genisten
. „ Geest verdragen 3 en, ik benyd dezelven aan
3, zulken, die ze in ’t werk Pellen, niet, Én*
33 dien zy daar door meer Roem bejaagen by
3, *t Gemeen. Ik verdraag deeze dingen 3 wel-
3, ke geen Hoöfdhaaftje by my van Kieür ver*
■ 3, anderen, en waarom Zou ik die ónbillykheden
niet Verdraagen , terWyl ik van fegte Kruid-
3, kenners, en wel van de alIergeleerdPeii, daar
3) deeze den Hoed voor moeten ligten, met de
,, grootPe Lofredenen overladen ben. Een der-
3, gelyke Gunst, Vervolgens, aan myné tegén-
, , Preevers toe te brengen, laat noch de hoog*
,3 te myner Jaaren , noch het Ampt dat ik be*
„ kleed , noch myne geaartheid toe, ’t Geen
5> niy
my van myheh Leeftyd nog overfchiet, zal Int.et-
5> ik gerust aan nuttiger Waarneemingen te kos"DING*
” te leggen. De Zaaken der Natuur hebben
*’ dit byzondere Voorregt, dat , gelykerwys de
Dwaalingeh, in dezelven begaan , van nie-
,, mand verdedigd, zo ook de Waarheden, op
1 Waarneemingen rustende , zelfs van de ge-
93 heele Geleerde Wereld niet vertreden kunnen
, nen worden. Ik beroep my derhalve op het
,, oordéël van de laate Nakomelingfchap.”
Behalve de gedagte Methode der Sexen, Van .Veta«d8*
naamelyk Manhelyke en Vrouwelyke deelen , Benaair.in-
Minnaaryën en Paaring, in de Planten te onder-?“ ^
Pellen; ’t welk fommigen als belachelyk enADANSGR«
zelfs aanPootelyk hebben uitgekreetenf zyii anderen
gantfeh niet gePigt geweest door de verandering
van de Eigen naamen der Plant* en
BodmgeWasfen. Hier in is de Heer A d a n -
s o n , meermaalen aangehaald, z e lf , eeh gfoo*
te TegenPreever o f liever Berisper van onzen
Ridder. ’ Hy , die de 1 Conchyliënkunde met onbekende
Naamen, zonder eenige overeenkomst
of betrekking , willekeurig gefmeed, heeft
gaan overPelpen ; waar in hem waarfchynlyk
geen Liefhebber det Natuür - zal navolgen ;
durft hier van den grooten L i n n z ê u s zeggen
, „ dat noch Vrankryk, noch Engeland
3, noch eenige geleerde Natie van Europa, dee*
„ ze .veranderingen van den Ridder voor goed
, , erkend heeft; zynde dezelven alleenlyk aan-
,3 genomen door een klein getal van deszelfs
,, Die-
II, Deel. I. stuk.