?• men het naauwlyks doorhakken. A rnr'FT * Al het M emO ’,
In> daar binnen, is w it, voos en met korte Draa-
Hoofd* den vermengd. D e Wortel is zwarter en dik-
stük. k e r d o c h houdt zo vast niet in dé Aarde
als die van den Kalappus - Boom; weshalve
de Lontarboom ook ligter door den Wind
, om verre wordt gefmeeten. Hy moet ten min-
fte twintig Jaaneo oud z y n , om Vrugt te
draagen, en kan, zo men verhaalt, wel tweehonderd
Jaaten leeven.
Paimwyn, Meest is deeze Boom beroemd, wegens het
Wynagtige Vogt,, dat dezelve uitlevert; in ’t
Maleitfch Touakka, by de Hollanders Towak,
en by de Amboineezen Tua genaamd. Hy.fa l
zynen naam 0 Jagerboom, hebben van den
bruinen Suiker, die daar van gekookt wordt,
in Indostan Jagara geheten wordende ; waar
van de Ouden , zo men w il . het woord Sac-
charum , de Latynfcbe naam van den Suiker,
gemaakt hebben ; gelyk de Maleijers nog den
harden Kandy- o f Stok - Suiker Saccar noemen.
Het . geele Sap , uit de rype Vrugten
geperst, heet in ’t Malabaarsch Punat en
' Punata ; de Bladeren van den Boom noemt
men O la , zo wel als die van den Kokos- *
Boom.
Deeze Paimwyn wordt echter niet , gelyk
elders , uit den Stam der Boomen getapt ,
maar uit dè Vrugtfcheeden, Majangs o f Schuitjes
genaamd , als gemolken. Zekere Indiaanen,
die men deswegen Teifferaars noemt, maaken
hun
hun .Werk van dagelyks , ten dien einde, den Afj^ eu
Stam te beklimmen. Dit doen zy doorgaans fjü#
aan Boomen , die met verfcheide Vrug tfdiee-H oofden
beladen z y n : zy knypen eerst zodanig een
geflooten Vrugtfcheede, o f wryven dezelve
zo fterk, dat al het gene ’er binnen is gekneusd
worde : voorts, na verloop van drie Dagen ,
fnyden zy ’er de voorfte en kleinfte helft a f ,
bindende den Steel aan een. T ak o f Bladfteel
v a s t , en dan een Potje o f Bamboes aan den-
zelven hangende , ’t welk in eene Nagt vol
druipt. Dagelyks moet een .nieuw Sneed je
van de Majang afgenomen worden , en dus
druipt zy zo lang , tot dat de geheele Tros
is afgefneeden. Men kan middderwyl de andere
Majangs, die ’er aan den Boom z y n ,
laaten Vrugt draagen. Als men ’er Suiker, van
köoken wil, dan worden de Potjes van binnen
met Kalk bcfmeerd, ’t welk het Sap, ook wel
gurci genaamd , dikker maakt en deszelfs Zoetigheid
bewaart.
Dit Sap wordt, ov,er een maatig. Vuur, eerstSuik^ ar
tot een dikken Syroop , Carpotne genaamd, gekookt
; daarna in langwerpige Korfjes gegoo-
ten en in de Rook gedroogd: vervolgens komt
daar van de bruine Lontar - Suiker , welke
men Jagara noemt. De Javaanen maaken
’er kleine Broodjes van, die zy in Bladen
winden en dus te koop brengen. Zelfs vermengen
zy hem wel met den Sagueer - Suiker
, die bruiner en vogtiger is , ook zo goed