V e r d e E l i n g
%
A fdeel
I.
IIOOFD'
STUK«
256
zulk een aanmerkelyke duilterheid omtrent der-
zelver deelen van Vrugtmaaking plaats, dat de
voornaamlte Kruidkundigen zig niet hebben
durven .verilouten , de Geflagts - Kenmerken
op te geeven van dit Geboomte. Plümier
betrokze allen tot een zelfde Geflagt. T o urne
fort flootze geheel van zyn Samenftel
ui t , en LiNNiEüs heeft ’er niet dan als een
Aanhangzel, met de Cryptogamia , wier Paa-
ring duifter i s , verknogt, plaats aan gegeven.
Niettemin zyn door onzen Ridder thans ook de
Kenmerken van derzelver Geflagten , op de
volgende w y z e , voorgefteld.
P a l m b o o m e n .
Die Bloemtrosfen en Frugtfcheeden draagen.
I. Waaijerbladige.
ï. CHSM.ÏROPS. Tweehuizig. Drie weeke Vrugten.
2. BORASSUS. Tweehuizig. De Vrugt met drie Pitten. ;
3. CORYPHA. De Vrugt met ééne Pit.
II. Vederbladige.
4» Cycas, Tweehuizig, De Vrugt met één Pit, droog,
tweekleppig.
5. Cocos. Eenhuizig. De Vrugt Lederagtig met één Pit.
6. Phoenix* Tweehuizig. De Vrugt week met één Steen,
7. Ejlais. Tweehuizig. De Vrugt Lederagtig, eenzaadig»
8. Areca. Tweehuizig. De Vrugt met één Zaad, de Kelk
gefchubd.
9. Elate. Eenhuizig. De Vrugt met één Zaad.
*W XAMIA* Tweehuizig. De VrugtfeheedeEyvormig.
ÏI1.
t ) E R P a L M B Ö Ö M E N .
IÏI. Dubbelvederbladige. A fdeel.’
s i. CARYOTA, Eenhuizig. De Viugt met twee Zaaden. j j 00'r£>.
Alle deeze hebben de Bloem uit drie Blaad-
jes beftaande’ o f in drie-en gefneeden, uitgenomen
die van het Zevende G e fla g t, welke
zo wel de Kelk als de Bloem in zesfen verdeeld
heeft, zegt L umn^ us.
II. H O O F D S T U K .
Befchryving van yt Geflagt der Chamjérops
o f Laage Palmboomen. Het Merg van des-
zelfs Knot , de Herfenen van den Palmboom
genaamd.
Deeze voert den naam van Laage Palmboom, Naam.'
om dat hy in hoogte veel te kort fchiet
by de gewoone Palm- o f Dadelboomen. Hierom
geeft ’er L i n n a o s ook den bynaam
van btmilis aan, noemende de eenigfte Soort ,
in dit Geflagt bekend, Chamcerops humilis (* ) :
niettegenftaande de Griekfche naam zelf die
laag-
(*) Chamarops Frondibus palmaiis plïcatis, Stipitibus fpi-
nöfis. LÏNN. Syst. N at. XII. Tom. II. Gen. 1219. Hört.
Cliff. 482. Spec. Plant. Ed. II. 1657. ROYÏN Lugdt. 4.
Palma minor. BAUH. Pitt, j06. Palma humilis lire Cham**
tiphes. BauH. Hitt. I. p. 368. Chamsriphes. Dod. Pempt.
•20. Charasriphes tricarpos Ipinofa, Folio flabellifoimi, FONT.
Anth. 147, T . iL ‘
. ■ R
ii. om., 1. stub;«'