I.
Afdeel.
IX.
H oofdstuk.
Dus overhangende vertoont Zy zig als een
Spatel, maakende een breede Seheede u i t ,
Ploffer genaamd , van anderhalf o f twee Voeten
15 e Bloem-
fteng.
lan g , zes Vingeren breed, Grasgroen en
glad. Aan den bovenkant heeft deeze Zak
een Naad, langs welken hy open barst en den
BJoemfteng uitgeeft , vallende dan verder a f ,
gelyk de Bladen. Men kan ’er een Vlies als
Parkement affchillen , daar men Tabaks-Rolletjes
tot het rooken, Bonkoslèn in ’t Maleitfch
genaamd, van fabriceert* De dikke Schors
van deeze Scheêde , zo wel als die van den
gedagten Voet der Twygen , woiden op de
Oostindifche Eilanden Coroerong geheten.
■De gedagte BloemBeng (zegt hy) is de reg-
te Majang, gemaakt van veele lange Steelen,
als Haairen, alle aan een middeldeel Baande,
en bezet met veele witt e , wat driekantige,
- Knopjes, van grootte als Rystkorrels. Deeze
openen zig maar een weinig in drie Ipitfe Blaadje
s , uit maakende de Bloem, waar binnen de
gezegde Meeldraadjes vervat zyn, Als deeze
Bloemen eerst uit de Seheede komen , vei-
fpreiden zy een aangenaamen Reuk, doch na
’ t openen vallen zy Braks a f , en laaten de
bloote Steelen over. Vervolgens fpreiden die
zig wyd van malkander, en aan haar agterBe,
daar zy bogtig zyn , ziet men eenige Wratten
in' Kelkjes zittende, waar uit de Vrugtên
voortkomen , zo dat dit eigentlyk de Vrugt-
beginzels zyn, De geheele Tres heeft de
Tak-
Takken dan wat door malkander verward, I*
eenigermaate als in de Marentakken der Eike- w
boomen. De eerBe , tweede en derde Tros Hoofd-
van den jongen Boom brengen geen volko- stuk.
mene Vrugten voort. Men ziet ’er drie o f
vier teffens aan den Boom, waar van de eene,
gelyk hier de onderBe, reeds volwasfen Vrugten
h e e ft , in de andere vertoonen zig dezel-
ven half gegroeid , in de bovenBe zitten zy
nog in de Seheede o f dezelve geeft de bloei-
jende Tros ui t : gelyk dit alles eenigermaate
in onze Afbeelding is afgefchetst.
De Vrugten zyn geheel anders dan die der DeVmgr.
Kalappus - Boomen. Haar grootte is gemeenlyk
als een Hoender - E y , doch fommigen vallen
grooter, anderen kleiner, naar het verfchil der
Boomen. Sommigen zyn aan de beide enden
fp its ; anderen van vooren wat plat en flomp®
Aan de eene Soort is derzelver Kleur Grasgroen
, aan de andere witagtig o f bleek groen;
doch allen zyn zy effen en glad , zittende gelyk
de Eikels in een platte Ke lk , van dikke
Blaadjes o f Schubben gemaakt , en zo vast
houdende , dat men^e met dezelve van den
Steel moec afrukken. By Letter A. is zodanig
eene Pinang - Vrug t , in de natuurlyke grootte,
voorgefleld. Deeze Vrugten nog groen , doch
volwasfen zynde , worden in ’t Maleitfch P i nang
Moeda , o f jonge Pinang geheten. Van
buiten hebbenze een Draadigen BolBer , die
wit en . Sappig i s , een halve Vingerbreed dik,
B b 3 be*
|l. D m ., I» st»k.
jpaÉjMBi
p |
P i i I I