Afdeel 86 0 6 0 3 WeIken by c,uizcnden hier uit de West-
V I . L' indiën worden aangebragt, en om Tonteldoos-
H oofd- jes en andere Snuisteryën , ook Rottingknop-
,TUK* pen en wat dies meer i s , daar van te draai-
jen , gebruikt. Z y zyn omtrent een Vinger
lang, uitermaate hard en ik vind ’er byna geen
holte in. Waar die zo zonderlinge geftalte
van den Boom, in ’t allerminfte niet naar den
Kokosboom gelykende , die niettemin Palmet
Coccifera triangula , Calappa, Coccus aldaar geheten
wordt, van daan gehaald z y , is my, zo
wel als ten opzigt van den Guineefchen Wyn-
geevendè Palmboom , van Fig. b. Plaat 785
in dat Werk , aangemerkt wordt, geheel onbekend.
De laatstgemelde Nooten zouden wel fchy-
Nooren. nen overeen te komen met die van den B iu
tere Kokos-Nooten Boom , dien de Heer J a -
c q u i n overvloedig in de Bergagtige digte
Bosfchen van t Eiland Alartenique groeijende
vondt (*). Deeze hadt de geftalte van den
gewoone Kokosboom volmaakt, doch de hoogte
was meer dan honderd Voeten. De Vrug-
ten ■ ; van grootte als een G an zen -E y , bevatten
een Pit en Vogt van de uiterfte bitterheid;
zynde derhalven niet eetbaar. Als deeze Boom
nog jong en naauwlyks twaalf Voeten hoog is ,
zyn de Ingezetenen gewoon eene Sneede overlangs
(*) Cocos ( m a rm ) Nijcleo atnaro. J a c o , Amtt, n»
177* ■ *
langs in den Stam te maaken, op dat de Pal- ^
jniet-Torren daar in haare Eijeren mogeif leg- Fyj_ *
gen , waar uit dan die dikke, vette, witagtig hoo fd -
geele Wormen voortkomen , welke , gebradenSTUK*
zynde, hun tot eene lekkerny verftrekken. Zo
ziet men , hoe de Natuur de Wilden le e r t,
zig alles te nut te maaken. Van de Franfchen
wordt deeze Boom Palmiste amer , dat is bittere
Palmiet, geheten (*).
Op het zelfde Eiland groeit r i ook j eenT TG e- deG Kedookoors-n- ^OOm^fi Palmiet, welke van den gezegden Heer boom.
J a c q u i n mede tot de Kokosboomen, als in
geftalte naar dezelven gelykende, betrokken
wordt : doch deeze heeft den Stam dikker en
met eenige Stekels b e z e t , de Bladfteelen we-
derzyds gedoomd, De Bloemen zyn gelyk in
de gewoone Kokosboom ; maar de Vrugten
rondagtig , • van grootte als een kleine Appel,
groen, met een Vezeligen dikken B a s t, die
niet zeer Sappig is , en de Nóót van dergelyke
figuur. De Ingezetenen noemen hem , met
een Karibifch woord , Grou - Grou. Mooglyk
is het deeze, welken Patér L a b a t onder den
naam van Gedoornden Kokosboom voorftelt, zeggende
dat dezelve een Stam heeft van omtrent
der-
{*) Van deeze Palmiet - Torren en Wormen heb ik > in ’t
I. Deels IX, Stuk van deeze Natuurlyke H isttrh, bladz,
445, enz. omftandig gefproken , alwaar blykt dat dezelven
pok in verfcheide andere Geflagten van Palmboom en voortkomen
en niet aan deeze Palmiet alleen eigen zyn*
Y 4
II. Deel. I, Stuk.
Wi-
SS»
m
?|
ril
► Wv
mf e l
1s1i
It
eil
■ My
■
H
m
&■
fJViMs
I m*
Mg
st®