326 B e s 'iC H R ï . V I K G ' V A N
I* den Palmboom noemt *. Deeze Kool wordt
Afdeel. geagt lekkerder tezyn in de Kokos -JMooten dan
Hoofd- in de andere Palmboomen.
stuk. ’t Gene verder meest in aanmerking komt
isladzfaso.z yn de Bladen van den Kokosboom. Deeze
Gebruik worden, even als die van andere Palmboomen,
der Bladen. gelyk van den- Lontar- en Sagoe- Boom, reeds
belchreeven, gebruikt tot Schaliën, om de Huizen
mede te dekken, en dan Atap geheten;
hoewel die van den laatstgemelden daar toe be-
I zie ter en duurzaamer zyn f . Voorts maakt men
biadz, 296,5er ook Zonnefchermen, Matten, Zeilen, Korfjes
en ander Vlegtwerk van. Van de jonge
Bladen weeten de Indiaanen Papier te bereiden,
dat aan de Vaste Kust van Indie tot het
fchryven van Brieven als anders in gebruik
is. Zeker Netswys geweefzel , dat by den
oirfprong der Bladen gevonden wordt, dient
tot een Teems, in de bereiding van het Sagoe-
4. Black, M e e l, als gezegd is De groene Takken
zyn , even als de Takken der Dadelboomen by
de Israëlieten waren, tot verfiering der Huizen
en Vertrekken, op Vreugde-Feeften en Gast-
maalen , in gebruik. Zo de Inlanders iemand
eenig Gefchenk willen brengen , ’t zy van
Gedierten o f van de Vrugten des Lands, dan
moet hetzelve , tot een teken van Vrede en
Vriendfchap , met Kalappus - Takken beftoken
g f behangen zyn. Van deeze Takken wordt
ook een foort van Net o f Zegen gemaakt;
waar mede men, fchoon het op ver naa niet
digt
d e n K a l a p p u s -B o o m . 327
digt i s , de Visfchen weet te bezetten, en op j.
■ Strand te dryven. Afdeel-
Wat de Stam van den Kokosboom aangaat, h00/d-
hoe voos dezelve ook zy , is hy niettemin stuk.
dienftig tot Paaien aan Hoofden en Schoey- Gebruik
werken in de Rivieren , tot Grondflagen van stam on
Vestingen en 'Bolwerken , . en tot het opregten hec Houc'
van Gebouwen.' ’t Is. bekend, dat de Inwoo-
ners der ■ Maldivifche Eilanden van deeze' Boo-
men hunne Vaartuigen maaken , met al der-
zelver Rondhout, Zeilen en Touwwerk , be-
laadende die dan ook dikwils alleenlyk met
derzelver Vrugten. E n , fchoon het eigently-
ke Hout, aan dien Stam , maar zeer dun is ,
hebbende niet meer dan één o f twee Duimen
dikte , weeten doch fommige Indiaanen daarvan
niet alleen gladde Kistjes en ander Ge-
reedfchap te maaken , die wegens de geele
Aderen in een zwarte Grond zeer iierlyk
z y n ; maar dit Hout wordt zelfs op veele
plaatfen , . uit gebrek van beter , tot Timmerhout
gebezigd. Men maakt ’er Posten, Sparren
en Latten van, tot gemeene Woonhuizen,
Palisfaaden tot Fortresfen , Paaien tót Schuttingen
, enz. Voorts beftaat de Stam t’eene-
maal uit een voos Vezelagtig Merg-, ’t welk
van geen ander gebruik is , dan dat men ’to p
de Aarde te'rotten le g t, als wanneer het binnen
5t jaar goeden Mest, om de Bedden in de Tuinen
vrugtbaar te maaken, uitlevert. Het Zaagzel van
het gedagte Hout, in Water gedaan en gemengd
■ X 4 zyn