S?2 BESCHRYVING der SPRINGKH A A N E N E N
TM.XXI. die dezen gantfch gelyk fcheen, maar hy was veel grooter en dikker , m afe
" 2 k"wierd'dat £ my , ik wierd daar do or ' bf ewoogen om denzelPr'e' n voor een^e^ a^nikdteer em fios oer td »t
houden; mzonderkeid, dewyl ook de Vleugels, zo. wel de bovenííL a 1
netle .n wa r e n . l a n ¡an 't reets b e f S Man
fcheen • Reifte van baven bedekten. vZ?a
i r v I L i h h • ' " u "" ''5'zonders te hebben, dat zyne rooL o "
dervleugels zieh .net wilden laaten uitbreiden , toen ik zulks poogde te doen
VI doormen weldra ontwaar wordt, of ee»
i S t vnnr ^ • »^^emaal zy zieh altoos door d
v ieien R ^»«ken te bewaaren; dat hy niet in ftaat was om t
rfilT c;' .'^y,! vanzaaken, befloot ik eindelyk éénm
dezer Spnngkhaanen te openen, om te zien, of'er Eieren of ZaadLati« ñ
l l r e n vL' í. d'n'^h^ Ff ' deed my terftond ee,^ m
gieren vervuld achter yfgewaar worden; en in alle de genen , welken ik n
derhand ten zelfden einde opende.voud ik ze altoos; ja eindelyk hebbe ik" e
'"SS™- '^Sea bdten- en binnenwaarts
leu. a. Z Z í • f •' ^y^' geelachtig van kolenr en langk"
i Jel7J! h H ® ' ; dra de SpringkhaanTe
gelegdhid, wierden ze bleek groen, als by Letter Í te zien is. Nu wa ik
wel verzekerd, dat ik in de.en Springkhaaneen Wyfje voorhad n^aär nto
o f h y t Wyf j e van de befchreeven Mannelyke foort wäre; derhalve gafzk '«
voorts naauwkeung acht op; tot dat ik ze ten laattten zag paarenfen d
volkomen overtmgd wierd, dat men deze beiderleie geflachten voor eenerle
derfcheid des geflachts: want aan 't Mannetje is hetzelve met een paar dünne
fpitzen vQorzien, i e aan 'c Wyije veel dikker en eenigzins gekromd zy™
Het dikke achterlyf van dtt Wyf j e valt eenigermaate in 't dbnker rood^bri,
I c h P S } Zand-graanw dan oker-briün
doch ae Sprmgpooten, mitsgaders derzelver dikke en grove bovenfthenkels
hebben eene heldere of bleeke Oker geele koleur, en by zornigen f '
aan t bovendeel., een rood vlakje te befpeuren. Alhoewel dit Wyfje i,
met geene Legpyp voorzien zy, weet het nochtans zyne Eieren zo we
als de anderen van zyn geflacht, in den grond te brengen Het zolk
ten dien en,de de gaten en fpleeten der aardefen de Eieren blyven den ga t
g i™ L v o l g r - « ' Voorjaar . veüig. in dezelven
KREKELS DEZER LANDEN. Tai. XXI. 393,
TÍB.XXÍ.
Em Springkhaaa, die met Jchoone iiamviachtig-gmne Ondetvkugsk»
vercierd is.
§• 13-
Gelyk de voor-befchreeven rood gevleugelde Springkhaan zieh meeilal in
ledige plaatzen der Boschen onthoudt, zo wordt deze m de 4>'= J'ig algebeel- 1-
de foort gemeenlyk op dorre Velden en fcbraale Akkers gevonden ; alwaar
een zandige grond is, die weinig gras of andere kruiden voortbrengt. Indien
men dezelve al eens in de Boschen aantreft, zal het meeft op derzelver
kanten of biiitenfte ftreeken zyn. Men ontdekt deze Spnngkhaanen wel van
verfchillende grootte , maar ze worden meeft in die van de 4 " Fig. gevonden.
Dewyl wy hem hier in eeae vliegende geftalte, en gevolglyk met uitgebreid&
Vleugelen zien, können wy tevens de gefteltenis der Ondervleugelen waarneemen.
Dezelven zyn, tot Over de helft, fchoon blaauwachtig-groen; echter
hebben ze van vooren eene breede zwartachtige bezooming; maar de buitenile
hoekpunt is helder en doorzichtig. De fmalle Bovenvleugels, ol lierer
de Vleugeldekzels, hebben hier eene helder-graaiiwachtige grondverwe,,
die nochtans veeltyds aan anderen dezer foorte bleek Oker geel is. In leder
dezer Dekvleugelen ziet men gemeenlyk drie groote brame vlakken, die er
dvvars doorloopen; en waar van die gene, welke aan de mleding ftaat,altoosde
donkerfte en grootfte is. Tuflrchen deze vlakken vertoonen zieh by zommige
anderen ook nog ettelyke hier en daar verftrooide pimtjes. De Kop ,
benevens de Halskraag, is bruin-graauw; het Achterlyf heeft in tege^ndeel
eene donkerer Oker-bruine verwe; de Springpooten zyn weder lets helderer,
en hun dünne langfte deel. is aan de achterhelft even zo groen als de Ondervleugels.
Deze groene Ondervleugels .zyn het kenteken, waar door men die
foort van de anderen kan onderfcheiden. lemand zal hier mogelyk denken,,
dat de koleur evenwel geene andere foort uitmaakt; en ik ftaa dit, ten aanzien
van verfcheiden andere Schepzelen, gaarne toe; maar in dit geval beweere
ik het tegendeel; en wel daarom, dewyl men nooit zien zal, dat een
groen-gevleugelde Springkhaan met eene rood-gevleugelde of eenige andere
foort paart, hoe zeer zy elkanderen gelyken mögen. 'Er is buiten deze nog
eene andere foort van Springkhaanen, die insgelyks blaauwachtig groene Ondervleugelen
heeft; maar behalve dat ze veel bleeker zyn, zo ontbreekt haar
00k die zwarte bezooming, welke aan deze 4"' J^'g- te zien is. Gevolglykheeft
men, ter onderfcheidinge der foorten, alleen op deze Ondervleugels te
letten: want, behalve dat 'er in de uiterlyke geftalte van verfcheiden Springkhaanen
gemeenlyk zodanig eene gelykheid bevonden wordt, dat men 'er geen.
D d d ä
Vif;
HC,,:
ir
H'
i?!!.