B E S C H R Y V I N G
T^. r. Ä - 7V alle Infeaen, welken, ton oprichte hiinner gedake en sedaanr=
met de Rupfen overeenkomen, maar meer pooten beziften, dan de l Ä : /
waar u.t zyne Zeven Qasfen beftaan; of welker pooten ook eene ande f ' '
daante of verdeehng hebben; Onechu- of Bcßerd'Rupfen noemt •. zo helbe^ k
goedgevonden, aan deze Rnpfen insgelyks dien naani te geeven; en za e, n
zo e werk gaan met alle de zulken, die onderfcheiden lyn, vän de «nln
welken tkm de zes Clasfen derVlinders befchreeven htbh¿ Voor 't ovSge «
dezen Bafterd-Rupfen ook ncg die byzonderheid eigen,dat ze het a c S e Í
van haar lyf betend,ggekromdofgeboogen draageS; ¿n van de t e „
d gen ftaat wyders mede aan te merken , dat dezelven, fchoon ze zo Tk™k
vervellen als de waare Rupfen, eghter altoos haare groene kolenr b e h o S
, P ¡ a Verzamelinge, Flg. i. zien wy deze op de Wilsen,
leeyendeBailerd-Rups, m haaren volwaffen ftaat,kruipendeafgebeeld Haa.
re lengte .s omtrent I i duim, an haare koleur is over 't geheei blaauwacht ggroen.
De Winkende kop laat zyne twee oogen duidelyk zien, en onder aan
den bek heeft dezelve een paar vreetfpitzen. ^Het ranke lyf loopt naar achteren
.ets dunner toe,isvan boven fraai rond verwulfd,enfthynt niet,Kelykdat
der waare Rupfen,uit twaalf leden te beilaan. Want men telt hier,in derzelver
piaatze, 72 dwarsvouwen of ringen. Kehalve de zes Voor. en l i Eaik
pooten, ziet men er aan 't laatfte lid nog twee; zo dat deze Bafterd-Rups
22 Pooten hebbe. Doch andere zogenoemde Rupfen hebben 'er meer ofmin.
der Men befpeurt ook aan de tegenwoordige , ter wederzyde, n zwarte
luchtgaten, van welken in 't byzonder dient aangemerkt te worden dat ze
by zekere omllandigheden, tot fpuiten verllrekken: want als men deze Rim^
aanraakt, geeft ze terftond een wit vocht van zieh, dat zy, wel op den afc
ftand van een halven voet, door die luchtgaten voortfpuit. Wanneer men
dezelve flechts van eenenkant aanraakt, fpuit ze ook ¿aaí van eene zyde
door twee dne of meer gaten; doch zo raen dan verder voortgaat met haa
aan te raaken, zoekt zy zieh voor 't naakende gevaar te behoeden , door
i w rf 11f ff'il doen ontfpringen. Op de eerfte ontdekking
dier eigenfchap, behandelde ik deze Rups wat voorzichtiger, uit vreeze
dat dit vocht vergiftig mogte zyn í maar, ondanks myne voorzichtigheid!
wierd ik zo menigmaal, zonder eenige naweén, van dit vocht befpat , da '
myne vrees wel haart verdweene. Schoon nu deze ßaflerd-Rups meer
Pooten hebbe, dan eene waare Rups, is dezelve nochtans zeer langkzaam
bedient zieh ook niet van haare pooten, cm haaren vyand
te ontvlugten; maar flelt de volgende lift in 't weiis. Zy heeft naamiyk,
bel
i O M M E L E N £N W E S P E N . Tab. I. 479
tehalve de Eigenfchap, van zieh, door het uitfpuiten van 't opgemelde Tau. I.
vocht, der vervolginge te onttrekken, nog het vermögen van zieh, zo dra
men haar te na komt, het zy men haar aanraake of niet, als eene flak te zamen
te rollen; gelyk in de 2''= Fig. onder 't oog gebragt is. Van dit vermo-ß-^_ j.
gen maakt ze als dan gebruik, valt en blyft dus een geruimen tyd roereloos
liggen, eer ze weder opwaarts kruipt, om haar voedzel te zoeken. Hier uic
nii zou men,myns oordeeis,wel mögen befluiten,dat de Ballerd-Rupfen met
haare twee oogen meer können zien, dan de weezenlyke Rupfen; die , zo als
de Zywormen ons Ichynen te leeren, met zes oogen voorzien zyn *. Gelyk de
Rupfen wyders meniginaal den Sluipwespen tot een Neil moeten dienen,
waarin zy haare Eieren leggen , zo is ook deze Ballerd-Rups veeltyds dit
coodlot onderworpen: ten welken opzichte ik niet alleen gezien hebbe, dat de
Sluipwespen zulksop eene behendige wyze weeten te doen,maar ook hoe onze
Rups, door het vallen op den grond,'dat gevaar zoekt te ontwyken. iVlisfehlen
zou iemand mögen denken, dat deze befchreeven Bafterd-Rups, wel
door den naam van Spuit-Rtips, van de anderen onderfcheiden kon worden;
en ik zelve ben ook eeril van die gedachten geweeft; maar dewyl ik ondervonden
hebbe, dat 'er meer waren, die vochten uitfpuiten konden, zo hebbe ik
die meening laaten vaaren. Men vindt eene grooter foort dezer Batlerd-Rup.
fen aan de Elzeboomen, die over den rng in de lengte een rooden ftreep heb.
ben;en noch eene andere diergelyke foort onthoudi; zieh aan de Pynboomen;
welke zieh echter van deze, door een vleefchverwigen kop en witte pooten,
laat onderfcheiden.
S. 3.
Wanneer onze Bafterd-Rups volwaffen is, en haare volkomen grootte boreikt
heefc, begeeft zy zieh onder de ftruiken op de aarde, of in de reeten
der (lammen en fchorfen ; aUvaar ze zieh omfpint met een ftyf, doch doorzichtig
fpinzel ; het ,welk gemeenlyk , zo als de. Fig. vertoont , vanfi^. j.
eene blinkende bruine, maar zelden van eene witte Itoleur is. In dit fpinzel
onthoudt zy zieh een gantfchen Winter door, in haare Rupfen gedaante;
maar wordt iets korter en dunner. In 't begin van "t Voorjaar llrookt zy
haare oude huid af, en verfchynt dan in de geftalte eener Poppe,die aanvangkeljk,
wit-groenachtig is; doch naderhand donkerer en groener wordt; gelyk
de
* Hier Iterar de Heer e'mdelyli toe, *c geen hy in 'c eerfie Deel, in de sde Clasfe der
Naclu-Vlinders, by de beCdiryviiig der XVde Tal'. §. 2. en in de gde Clasfe der Naclic-Vlin-
• dcrs, by de befeliryviiig der Vde Tab. §. 3. niet wel kon gelooven i ce weecen, dac de Rupfeo
weezenlyke Oogen hebben, die bekwaam zyn om ce zien,
K L E E M A N N ,
P p p s
ti