S P R I N G K H A A N E N EN K R E K E L S . joJ
S- 41.
Dit onderwerp derhalve voorts 4aar laatends , wende ik my
tot de befchryving der verdere waarb Buitenlandfche Springkhaanen
waarvan ik nog drie foorten aant -alea. zai. Ik hebbe dezelven
op de VI''- Tab. afgebeeld , e hunne koleur als
geftalte toonc duidelyk, f^a' ie van vericheiden aart zyn. Doch
ik moete hier 00k met dankzegging betuigen, dat ik myne Afbeeldingen
vervaardigd hebbe naar de Origineelen , welken my
gunftig medegedeeld zyn, uit de Verzameling of het Natuur-Kabinet
van den, zelfs na zyn dood by ons nog in duurzaam geheu.
gen zynde, en hoog beroemden Dof lor J o h a n G e o r g e Volkäme
r . De eerile van dezelven is, ten aanzien zyner koleure,
Een luhengemeen fchoone Springkhaan,
en, naar het fchynt, van die foort, welker Wyfjes met geen legpyp
voorzien zyn. Deszelfs lengte zal ruim tvvee duimen beloopen,
alhoewel myn gedroogd Origineel wat korter wäre , gelyk 'c
allen Infeilen, na den dood en gedroogd zynde, eigen is, dat ze
inkrimpen; derhalve hebbe ik in de Afbeelding, ten opzichte der
grootte , iets moeten toegeeven. Dat evenwel deze Springkhaan
volwaiTen is geweeft, duiden zyne vleugels genoegzaam aan, fchoon
ze veel korter zyn , dan die van andere foorten. Over 't algemeen
is deze Springkhaan zeer fchoon, blinkend, karmyn. en koraal,
rood van koleur; echter hebbe ik nog een anderen van deze
foort gezien, die eene geele grondverwe had ; en die, fchoon iets
kleiner, nochtans in gedaante volkomen met den tegenwoordigen
overeenftemde. Deze laat ons aan den kop een byzonder opgeworpen
kriünflepje befpeuren , waar door hy van andere foorten onderfcheiden
is, en aan 't welke de beide niet zeer lange fprieten zitten.
De ter vvederzyde daar achter ilaande blinkende oogen zynovaalrond
Q p a en
TAB.vr.
!•;, L