TAB.
XXVt.
4 3 0 BESCHRYVING DER S P R I N G K H Ä A N E N EN
§• I I .
W y hebben hier boven al gezegd, da: de Cicaden eeii zeker geluid of gezang
laatenhooren; doch of het.elve aangenaamer zy, dan 't feen de ^
kels en bprmgkhaanen, deels met hiinne Vleugelen, en deels mefhet llr ke„
himner Pooteii aan de Vleugelen, maakíín f kan ik niet zeggen. Onde?
tuirchen hebben de oude Dichters de^elven hooglyk geroemf, en AN '
CREON de yerwyfde ANACREON, die bykans niet Inders d n van den
a i L ^ ' Ä f '
Gehikiige Ckaile!
Die, zittenik op een bmn.
Den daauw Ukt vmeg en fpade,
En zingt dan zonder fchroom.
J1 wat gy ziet, waar mede
0ns 't jmrgetj verbeugt,
Bezit ge in rust cn vrede,
Cy zyt des Landmans ureugd;
Want gy doet niemand fchaie ¡
Elk mint u om uno fchoon,
MevaWge Cicade!
Gy doet inet blyden toon
De kernst des Zomers hmren.
Gy kunt het Negental,
Met Feim, fleeds hekooren;
Daar hy u boven al
Deez' Zangßem heeft gegeeven.
Hoe zeer, S Amdfche Kind,
Dat al aro lust en leven
In 't Heßyk zingen vindc;
Dat vleeseh mg bloed moet draagen,
Dat, altoos even ryi,
l^cöit weet van ßnen te klagen,
Zyt gy den GoSn gelykl
íísar
K R E K E E S DEzEii L A N D E N , m XXVI. 43'
Maar ftrekken deze Vaerzen grootlyks tot Löf der Cicade, niet njind« T»
dieMter haarer eere zeker Standbeeld, by de het welk een Cy-xxvi.
S e e T e r vertoont ,op wiens Cyther eeneCicade zit;waar omtrent men ond-
«ds ve haald heeft: Hoe zeker Cvtherfpeeler, die met een ander Konfte-
Jalr om den prys fpeelde,zo als 'er by ongeval een der Cytherfnaaren brak,
C i had; dat L eene Cicade toevloog, die zieh op dei. Cyther plaatte
®erdoor haar aangenaam gezang den Konftenaar de overwn,ni^.g h.elp betaier
Hetgezang, 'twelk de Braziliaanfche Cicaden laaten hooren, berint
volgens het biricht van MARKGRAAF met g,r,gmr,^n daar op vo gt
t r r%, enz. Nademaal nu deeze Cicaden, ten opzichte der geilalte,
i weinig onderfcheiden zyn van de Europifche Qcaden.zo is t vermoe-
Sivk dat de^ze laatften ook een diergelyk geUüd llaan; en dan zou het yeel
ovei nkotnft hebben met het gezang der Springkhaanen. D^^hji" zy hetzelve
beter klinke, dan niet, zo zyn nochtans de werktnigen, waar mede de
öcaden hetzelve maaken, gantfch anders, dan d,e der bpringkhaanen; en
wel in diervoege gefteld, dat men 'er zieh billyk over moete verwonderen.
5. 12.
In die Landen , daar dit Infea zieh veelvuldig onthoudt, is 't van oudsher
bekend dat alleen de Mannetjes Cicaden zmgen; ter dier oorzaake noemde
X E N AHCHt:,s, een der oudeGriekfche Comedie - Schryvers, al fchertzende de
S e n Llukkg.om dat ze ftommeWyven hebben*: doch ik twyffele, of het
S Ä hun gezang diestyds nog wel ' - h t bekend geweeft zy ; ^
akhansfuit het gene 'er AIDROVANDÜS van gezegd »f
datzezulksin alle deelen onderzocht hebben, gelyk de Heer DE IIEAII.
« f g e d a a n heeft, van wien ik dit Werktiiig hebbe leeren kennen Het ge-
Und komt uit de twee hier boven befchreeven Schildjes voor . en fchoon d^
zelven geene beweegelyke inleding hebben,mitsgaders nog daarenboven door
h i n " ftyrigheid en gepunte Veder, geftremd fchynen te worden; zo laaten
zTzich ecbtWig^^^^ toedoen ; maar breeken alsdan ook tólyk, inzondLhe
d a gedulde Cicaden. De Fig. dezer XXVI « « Tab. verbeeldt r , . Ö.
eene Cicadef aan welke die beide Kiftjes, als ik ze zo noemen mag, door de
Letters aa aangetcond, geopend zyn;en in de 7"' /''g- ^'^n wy er een van, Lm.^a
í^í"eTder¿r Schildjes, äflonderlyk ! in zyn gantfchen omtrek , benevens de
» Dize Dichtcr ÜOH 'er ook de Nachtegaalon en andere Vogels hebben Eoraien byvoegen , d=-
wyl hec iiisgelyks aUeen de Mannetjes zyn, die zingeii.
I i i 2
DE, VERTAALER.
1 , :'
i l - i