3 7 0 B E S C M R Y V I N G D M S P R ING K H A A N E N ES"
T.B,XVI,breed, en toekken zieh over het achterlyf heen. Ter plaatzo, daar het borii
ftuk met l,et achterlyf vereenigd is, en van boven eene eenig ins breede vTak
l i t i r -' diergelyke breedl vlakte, d^naar
achteren fpus toeloopt; alwaar ze aan de zyden eene gebroken fcherpte heb
ben. Het oveng gedeelte dezer Vleogelen ziet 'er pia! en glad uit, en fs 20
l e groen dat derzek-er koleur veel overeenkomft ¿ebbe me?
aan de zyden nog meer äderen van zieh geeft, deze gelykheid nog groo er-
\ T T J : L T Sp ^ g k h a a n , he,l van verre feJaar woÌde^nle , X !
zien Oml'^ - ® ' , ? f Oranje-bladen zond^ aa®n.
zien. Om deze eigenfte reden verdient hy met zo veel, ja miffchien rnef
tot'i:? V f r r ' ;^' " wa n d e l e t , blad, als d^ £ e Z r t n, Z
ken cp Üb. 1. II. m, en VII. afgebeeld zyn ; en van welken ik genoei
r n ^ d ^ f " " ® " ™ " . ^ ' ' g"^™ wezenlyke Springkhaanen 2-
ü e r zo weia^nT' telenwoordigen' blykf z u L ten klafrten
, zo wel aan het gantfche maakzel, als aan de beide achtenle Springnood
" , '^'^''"fnderheid waar te neeraen, dat hun mid'^ielfteen
langfte deel van boven d.kker, en van onderen dunner is, dan aan anderen?
en dat ze dns m zeker opzicht kuiten hebben; ook is dit eigenfle aan de
terfte al, ^ h K ™ '' «edeeke iswyders, zo wfl aan de a c t
S n i n fh pooten met twee reien fcherpe fpitzen, gelyk by andere
»"^henkels derSpriig!
d^zes onor i h i P deel van alle,
hv Q ^ 't overige, uit even zo veele leden en deelen als'
by andere Sprmgkhaanen. Deze foort draagt den Kop zeer nederwaart^s m
toogen mvoege dat het halsfchild en de vlTugels, in'^t z i t terTerhoofe;
een . L r Ä k ™nd en gantfch glad is he'ef
een paar Lieme kogelronde oogen , en boven dezelven vertoonen zieh een naar
ha,rvorm,ge Spneten; doch de bek is, voor zo veel ik aan " g edr ^ g r e v C
" ¡ " ^ " d e r s g e f t e l d , dan b y ^ a n r i s S
vens net overige van t lyf, en de zes pooten , zyn meer Oker eeel Onder
tuffchen IS het zeer waarfchvnlyk, dat deze koleLen ,gelyk ook d e der Vlen
l a f a ^ n ' e r / e d l ' t " ^^ i"-«. 'e® veel fri f e .it^en,
f 4 o u w e n ! " D ® e 1 r v l i o o n t ' ; n s ""
Eens
KREKELS DEZEK LANDEN. XVI en XVir. 371
Eene iyzonlere foort van Springkhaanen, met een enkelvoudigs»,
verheven en zaagvormigen Kam.
§• 3-
Het maakzel van dezen Springkhaan geeft hem een gantfch ander aanzien, .
dan de voorige heeft, waar uit men ook iigtlyk kan opmaaken, dat hy van
eene geheel andere foort is; fchoon ze beiden , volgens het bericht van den
Heer L i n c k , in de aangehaalde Breslmfchs Ferzamelingen, eenerlei Vaderland
hebben. De Kop van dezen is niet alleen veel grooter en langer, dan
by den bovengemelden , maar men ziet ook van vooren, aan het bovenfte
deel des Kops, eene uitfteekende Voorhoofd-Flep, en onder dezelve ter wederzyden
een groot langwerpig-rond Oog. Bovendien is deze groote Kop ook
met ettelyke hoek-fpitzen bezet, die in de lengte uitloopen. Aan de Fiep
ilaan insgelyks twee hairvormige Sprieten. De hals of het borftftuk is tamelyk
breed en lang, en daar het by den voorigen een dubbelenKam formeert, ziet
men hier een enkelen, maar zo hoog verheven Kam, dat hy by den gekromden
hals van een Paard, of by den rüg van een Zwyn, kan vergeleeken worden.
Het bovenile en achterlle deel van dit borflftuk vormt eene fcherpe
Fiep, die zieh verre over den rüg uitilrekt, gelyk in de Fig. van den Heer
LINCK, ter gemeldet piaatze, te zien is, alwaar de Springkhaan met uitgebreide
vlengelen, hoewel niet zeer gelukkig , vertoond wordt. Wyders befpeuren
wy voornaamlyk aan dit borftiluk, dat het van boven aan zyn verheven
fcherptceloopenden kant met tanden , als eeneZaag, voorzien is; weshalve
ook deze foort de Springkhaan met den Zaagvormigen Kam genoemd
kan worden. Bynadoor 't midden van dit borftftuk loopt, wederzyds, nog
eene andere, hoewel niet zo verheven of gedwongen fcherpte; en Over 't algemeen
is dit gantfche deel, dat aan de Voorpooten, door eenige inkervingen,
als in drie leden afgedeeld fchynt te zyn, nevens het Voorlyf, met ontelbaare
kleine verheven puntjes bezaaid,waar door het op het gevoel zo ruw
IS als Chagrynleer. Vermits de bovenvleugels, behalve de middelfte hoofdnbbe,
weinig of geene äderen hebben, zyn ze ook geheel glad; wyders zyn
ze fmal, en zo kort, dat ze niet over het laatfte deel van 't achterlyf reiken.
Aan dit laatfte vmdt men vier naby elkander zittende, körte fpitzen , die aan
deze foort van Springkhaanen , welker Wyfjes geen Legpyp hebben, een
Kenteken van 't Vrouwlyk geflacht zyn; doordien de ¡Mannetjes altoos maar
een paar fpitzen hebben, die daar benevens doorgaans dunner en ranker valta:
Waarom ook deze Springkhaan voor een Wyfje gehouden moet worden.
De Springpooten zyn mede redelyk lang; en terwyl het dünne en lange deel
der-
TAS.XVI.
' i