B OJ£BTZIOSTIM VXSP-AUTIMQVE'EIBJ.
irtr
B E S C H R Y V I N G
D E R
H L E N
E N
w P E N
De groote bleek-gnene Bafterd-Rups van de,
inet veertien huikpooten ; henevem haare veraniering in
eene BLAD-WESP.
§. I.
"•n de maanden van July en Aigtißus is de tegenwoordige Bafterd- ¡^
Rups, op de Wilgeboomen, van welke bladeren zy haar voedzel
t r e k t , reets volwaffen te vinden. In haare eerfte jeiigd leide ze
een gezellig leven, maar ze zoekt, by toeneemende grootte, da
eenzaamheid. Want dewyl de Wesp , van welke zy voortkomt,
haare Eieren niet enkelvoudig, maar eenigen derzelven by elkander, op de
Wilgebladeren, legt, en de daar iiit voortkomende Rupfen tamelyk groot
worden , zouden zy elkander wel haall: , in 't zoeken van haar voedzel,
hinderlyk zyn, Indien ze op de fmalle Wilgebladeren lang te zamen fchoolden.
In den eerften opflag zal een iegelyk deze Rupfen voor wezenlyke
Rupfen aanzien; maar, behalve dat ze in geen Vlinders veranderen, zo is
haar kop, die twee kleine zwarte oogen heeft, nagenoeg kogelrond , en
tamelyk verre van 'c lyf afgefcheiden. Wyders is 'er mede nog iep byzonders
aan haare zes voorpooten te befpeiiren; nademaal dezelven niet alleen
langer zyn, dan aan de Vlinder-Hupfen , maar ook meer leden hebben
, en de Rups dezelven verder uit elkander fpreidt ; ook heeft deze
Rups eindelyk wel Zeven paar , of veertien buikpooten. Vermits nu da
Heer DE REAtiiiua in zyne Mein, pour ßrvir ä l'Uiß. des Jnfeäes T. l.
sde Deel ade Siuk. f P P fSi
'