W 1
^^'SfiSil . S S ; [
MBm
¡ i l
PSI
BOMBYLIORÜM ET VESJURTIM.
Tah.m.
Tab.IV
H O M M E L E N EN W E S P E N . Tab. II. 4S5
lyn, valt echter het laatße, door het met Eieren opgevulde Achterlyf, zeerxi», irligt
van het eerfte te onderfcheiden. De Kop, die niet groot, en met twee
liolfachtige Sprieten voorzien is, heeft, benevens het Voorlyf , eene zwarte
koleur; waartegen het gladde en blinkende Achterijf, mitsgaders de zes pootan,
fchoon Oranje-geel is; en de doorzichtige Vleugels, aan den buitenrand,
een lankwerpig zwart ilreepje hebben. Na dat deze Wespen uitgekonien
zyn, beftaat haare eerite verrichting daarin, dat ze paaren ; het weik ik
dikmaals zelf gezien hebbe; doch waar, en hoe, zy haare Eieren leggen,
hebbe ik tot nog toe niet befpeurd; fchoon het, volgens de berichten van den
Heer DEREAITMUR, gemaklyk waargenomen könne worden. Zy bedienen
zieh ten dien einde van de in haar L y f verborgen dubbele zaag, waar mede
zy verfcheiden fneeden in de Koozentelgen maaken om vervoigens in ieder
derzelven een enkel Ei te leggen. Dan dewyl ik my met dit verhaal niet langer
kan ophouden , wyze ik den Leezer naar de Befchryving van gemeiden
HeerDE REAÜMUR, in zyne Metmir. HL Tom. p'. Deze Befchryving is niet
alleen zeer naauwkeurig en omftandig, maar ookzodanig, dat niemand berouiv
zal hebben van dezelve te leejen. T
De zeer kleine, gezettige S u j i p . 0/W I P P E R . W E S P E N ,
die zieh als Warmen in äe Poppen der Dag-Vlinders
' ontbouden.
Het is den Liefhebberen der Natuurlyke HiHorie, die hunne Verzame- m^
lingen zoeken te vercieren met zodanige Vlinders, als hunne Gewesten
• Dit doet deeze Wesp, volgers myne ondervinding, dootgaans ten tyde van de vroegfte groeiie
Roozeniakjes , wellter fchorfe nog zo liard niet is , als die der Ollden. Iii hebbe zuili«
op het eiiide der maand Mal meermaais waargenomen , en befpeurd, dal zy haare dubbete
Legzaag , die iililieivormig geltronid , hoomachdg en bliiiliend - bruin van itoleur is , als zy
dezelve eens in de gemaakce holte der Roozentakjes gebragc heeft, taamelyk diep daar iu
fteekt, en wel in dlervoege, dat men deze Bladwespen niet zo ten eerften , en zonder geweld,
van't blad könne losmaaken. Haare Eieren zyn langkwerpig rond, en geel van koleur; ze
fehyiien voorts van eene weeke gefteltenls te zyn,enderhalve noodig te hebben,dat ze opeene
oveidekte plaats bewaard blyven. Ik hebbe aan deze Bladwespen geen kivetzenden Angel befpeurd
en tvvyffele ook zeer, ofzy'erwel een hebben. Haare Sprieten fehynen nechts uit
dne ieden, ¿¿n lange en twee körten, te beflaan.
KLEEMANK,
ade Act; Eds iriii. Qq q